29 augustus 2019

Japan 2019 - etappe 3: tempels en watervallen in de oerbossen van Nikko


Dit is het derde deel van onze rondreis door Japan. In het eerste deel gingen we op verkenning in de omgeving van Mount Fuji, en in het tweede deel bezochten we Tokyo, de grootste stad op aarde.


— 4 augustus 2019 —

Goeiemorgen iedereen! Dit was alweer onze laatste nacht in Tokyo! Vandaag staat de wekker toch weer wat vroeger, om 7:30 om precies te zijn. We laden onze koffers weer in (geen sinecure in onze mini-slaapkamer) en trekken vervolgens naar "Coffee Bean & Tea Leaf", 10 minuutjes wandelen verderop, voor een heerlijk, tamelijk westers ontbijt. De naam getrouw drink ik coffee, en Cathy tea. Eens terug op de kamer proppen we de laatste spulletjes weg, zodat we zwoegend en zwetend met twee loodzware valiezen, twee rugzakken, een bungelende camera en (vooral!) een brabbelende baby naar het metrostation kunnen schuifelen onder de loden hitte. Gelukkig werkt de airco in de metro als een wildeman, dus eens ter plaatse kunnen we weer eventjes afkoelen. In station Kitasenju stappen we uit, en na ruime tijd rondhannesen weten we zowaar tickets te bemachtigen voor de Limited Express-trein naar Nikko én daar bovenop (na nog wat zoeken) nog het juiste perron te localiseren ook! Dat klinkt onnozel, maar het is toch een uitdaging als alles in 't Japans staat. De trein komt echter stipt op tijd, we stappen in, en zijgen vermoeid neer op onze gereserveerde plaatsen. Hier heerst koelte, rust, comfort. Zalig. En buiten het raampje glijden eerst de buitenwijken van Tokyo voorbij, kilometers lang, alvorens plaats te ruimen voor het platteland en uiteindelijk, een uurtje later, de smaragdgroene bergen.

Nikko lijkt wel wat op een Beiers dorp, maar dan met pagodedaken en Japanse opschriften. Het ligt genesteld in een vallei die barst van de vegetatie: steile wanden bedekt in diepgroene bossen, met een azuurblauwe hemelkoepel erboven. Het dorpje zelf is oké, maar niet razend interessant. Onze jeugdherberg daarentegen wél. Het plafond van de benedenverdieping is zo laag dat ik er alleen rechtop zou kunnen staan als ik eerst onthoofd werd. En dan bedoel ik echt dat het amper boven mijn schouders komt. Gelukkig is de kamer wat hoger. Opnieuw tatami matten op de vloer, en dunne futon matrasjes netjes op twee stapels tegen de muur. Die mogen we zelf uitspreiden als we willen slapen, voorlopig kunnen we de vloerruimte best gebruiken. Eens uitgepakt, lunchen we kort in het mini-restaurantje beneden (3 tafeltjes), en gaan we op pad. We nemen een bus naar het noordwesten, naar een beboste bergflank waar het allemaal te zien is: de heilige tempels, schrijnen en pagodes van Nikko.

We slenteren er rond tot valavond, omringd door vermiljoenrode torii (poorten) en vergulde tempels in een oceaan van eindeloos groen. Het is een van de mooiste plaatsen waar we ooit zijn geweest. Zo sereen allemaal, en zo onaards rustig! Het had ons niks verbaasd als hier drommen toeristen hadden gelopen, maar we zijn nagenoeg alleen. Het is een beetje mistig, misschien verklaart dat het, maar dat voegt alleen maar sfeer toe. Prachtig is het hier.


Wanneer het dan eindelijk begint te schemeren, nemen we een uitgestorven bus terug richting centrum, maar al na een paar haltes stappen we uit voor ons avondmaal. Geen Japans voor ons dit keer, maar Chinees. Wij smullen, Sam smult, en met de buikjes rond kuieren we door nachtelijk Nikko terug naar de jeugdherberg. Wat een verschil met kosmopolitisch Tokyo.


— 5 augustus 2019 —

Na onze verkenning van de tempels die Nikko zo beroemd hebben gemaakt, trekken wij vandaag naar Chuzenji-ko! Mocht dat volstrekt Japans zijn voor je, geen probleem, ik heb ook geen idee wat het betekent. Maar je spreekt het uit als "tsjuu-dzen-djie-koo". Verstuik daar je tong maar eens over.


Maar beginnen bij het begin. Ontbijten! Want dat blijkt geen sinecure hier in Japan. Hotels hebben doorgaans geen restaurant hier, dus als je honger hebt, moet je de straat op. Dat was zo in ons eerste hotel in Tokyo, in ons tweede eveneens, en ook hier in Nikko hebben we prijs. Enkel dat guesthouse bij Mt Fuji bood een soort "complementary breakfast" aan, maar dat was zeer, zeer beperkt. Ook hier moeten we dus ons kostje zelf bij elkaar sprokkelen. Het gekke is: er is hier ook niet echt een ontbijtrestaurant-cultuur. Ons eigen hostel bood wel wat aan (tussen 8 en 10, lazen we toen we de straat op gingen om 9:58...), maar daarvoor was het dus te laat. Gelukkig is er wel een soort bakkerij om de hoek. We smulden onze broodjes op de bank van het busstation, ik kocht gauw twee tickets, en even later sprongen we al op de bus naar, jawel, Chuzenji-ko.

Het meer van Chuzenji ligt op zo'n 1.300 meter boven zeeniveau (wat wil zeggen dat ons busje ons via een eindeloze reeks haarspeldbochten 700 meter omhoog moet zien te krijgen). Ooit was het een riviervallei, tot de plaatselijke vulkaan besloot om bij een bijzonder hevige uitbarsting een blob lava van maar liefst 160 meter hoog in het dal te deponeren. Waardoor het water natuurlijk niet meer weg kon en de vallei gaandeweg vol water kwam te staan. Pas toen het water eindelijk zo hoog was gekomen als die lavaplug, kon het weer uitstromen, en zo ontstond een reeks watervallen waarvan de eerste, de hoogste, zich liefst 100 meter de dieperik in stort. En dat wordt onze eerste stop vandaag!

De Kegon-waterval is een adembenemende schoonheid. Zelfs al van boven op de klif, maar wanneer we de lift nemen en haar van onderaf te zien krijgen, zijn we pas echt sprakeloos. Ja, zelfs ik. In dit toch al weelderig groene land werpt ze zich als een witte zijden sluier in de afgrond, omringd door de meest smaragdgroene vegetatie die je je kan voorstellen. Zijwatervalletjes komen zomaar uit de rotswand gesijpeld en kronkelen zich mee omlaag. Er hangt een frisse mist die onze kaken doet tintelen, en door die mist scheren zwaluwen met kunstig bochtenwerk, flitsend van links naar rechts. De waterval is zo hoog dat ze weinig meer dan stipjes lijken. En de zon: die schildert sprankelende regenbogen. Echt, de foto's hieronder doen deze plek geen eer aan.


Na de lunch vlakbij (zodat we nadien toch nog even kunnen gaan piepen naar de waterval) is het natuurlijk tijd om het meer zelf eens te gaan bekijken. Een korte wandeling verderop (over de rug van de lavaplug dus!) verschijnt een zilveren wateroppervlak tussen de bomen: Chuzenji-ko, omringd door "normale" bergen in oost, zuid en west, en een joekel van een kegelvulkaan in het noorden. Deze rakker, Mt Nantai, is natuurlijk verantwoordelijk voor de lavaplug die zowel het meer als de waterval heeft gevormd. Zijn top steekt nog eens 1.200 meter boven het landschap uit, zijn flanken zijn dicht bebost, het ziet er allemaal zeer prehistorisch uit. Op de perfect onderhouden asfaltweg langs het meer na dan. We wandelen een poosje langs het water, hoppen op een nieuwe bus, en reppen ons naar het andere eind van het meer, waar een riviertje zich over een kleinere maar ook heel mooie waterval rept: Ryuzu, de drakenkop. Hier eten we een ijsje (Sam smult mee van het mijne verdikke!), waarna we te voet weer naar het meer gaan.


Eigenlijk hadden we gepland om per bus terug te keren, maar de halte ligt heel toevallig vlakbij de aanlegsteiger van de "Lake cruise", een toeristenferry die voortdurend sereen rondjes vaart. In een opwelling besluiten we de boot te nemen, en dat zal ons niet spijten. De boot vaart in tegenwijzerzin, waardoor we nu ook de kant te zien krijgen die we nog niet te voet of per bus hadden gedaan. De zon glinstert op het water, er staat een fris windje, de bergen om ons heen gaan zich te buiten in weelderigheid, en boven dat alles trekken dikke plukken witte wolken langs, die het beeld compleet maken. Dit is een wild land, de mens is hier enkel op visite. En dat is een zalig gevoel.


Eens weer met beide voetjes op de grond, keren we terug naar de bushalte bij de waterval. Een kronkelige rit langs eindeloze haarspeldbochten later worden we netjes in Nikko afgeleverd. We dineren in een ramen-restaurant waar we met ons poep op de grond zitten, gaan gauw wat spul afzetten in de hostel en springen dan in de auto van onze gastheer. Want dit is onsen-land: de vulkanen in de omgeving produceren heerlijk heet, mineraalrijk water, waar de Japanners al duizenden jaren in gaan baden. En dat is ook precies wat Cathy gaat doen. Sam en ik installeren ons met een frisse pint en een fles melk (niet in die volgorde) in de ontspanruimte vlakbij. Wanneer we een goed uur later weer worden opgepikt, onder een koepel van wel een miljard sterren, moet onze gastheer haast laveren tussen de hertjes die in de duisternis uit de bossen komen. Een magische afsluiter.



— 6 augustus 2019 —

Zo, vandaag zijn we weer iets vroeger opgestaan, want wij willen wel eens in het restaurantje van onze hostel ontbijten. Japans ontbijt gekozen ipv westers: heel lekker, gelukkig geen natto!

Vervolgens nemen we een treintje naar de naburige Kinugawa-vallei voor een dagje kitschtoerisme. We stappen af bij "Tobu World Square", een soort mini-Europa, maar dan met blik op de hele wereld (en heel veel Japan zelf natuurlijk). We zijn best onder de indruk van wat we hier te zien krijgen! Het is hier ook veel groter dan we dachten, dus uiteindelijk staan we pas na tweeën weer op straat.


We nemen een kort treinritje naar Kosagoe, waar we niet voor moeten betalen omdat we zo reddeloos kijken dat de conductrice ons er met een oogrol af laat. Kosagoe is niet mooi – het voelt wat aan als een verlaten achterbuurt van een Amerikaanse stad, minus het afval en de criminaliteit dan. Maar dit is niet ons einddoel vandaag, dus daar malen we niet om. We lunchen in een soort familierestaurant en blijven vreselijk lang hangen, deels omdat het er best aangenaam is, deels omdat buiten een dik wolkenpakket met onweer dreigt, maar na lang twijfelen toch maar besluit verder te trekken zonder ook maar een druppel regen te laten vallen. Uiteindelijk trekken we weer de straat op, voor een wandeling van zo'n 20 minuten naar onze volgende stop: Edo Wonderland, een soort Japans Bokrijk. Google Maps wil ons zomaar langs een drukke baan sturen, maar dat zullen we niet toestaan! We slenteren over landweggetjes, zoeken onze weg naar voetgangersbruggetjes, en genieten van het landschap. Gevolg: de wandeling duurt uiteindelijk veel langer, maar we krijgen wél een aantal prachtige dingen te zien.

Uiteindelijk, wanneer we bijna op bestemming zijn, kijken we toch maar eens op de klok, en dan beseffen we pas hoe laat het al is: 16:45.  Moet je weten dat Edo Wonderland al om 17:00 sluit... Met het  besef dat we daar niks meer kunnen doen, wenden we de steven zuidwaarts, en kuieren we gewoon verder naar het volgende stationnetje: Shin-takatoku. Daar nemen we het treintje terug naar Nikko, zodat we onze spullen kunnen gaan afzetten in de jeugdherberg. Niet de meest gevulde dag ooit, maar het was wel plezant!


Die avond trekken we Nikko-centrum in op zoek naar een restaurantje. We hadden onze zinnen gezet op "Shiori", dat scoorde hoog in de Lonely Planet en online, maar om een of andere reden is zowat alles dicht, zodat we uiteindelijk in een "Italiaans" restaurant belanden, waar ze geen woord Engels (of zelfs maar Italiaans) spreken, de menukaarten in 't Japans is, maar we toch iets lekkers weten te bestellen aan de hand van wat foto's aan de muur. Sam is superbraaf, eet spaghetti van mijn stokjes als een echte (uiteraard geen vork en mes gebruikt, ik ben geen barbaar!), en zwaait en kraait naar andere gasten zoals ze nu haast volcontinu doet. Locals vinden dat blijkbaar heerlijk, want ze zwaaien, lachen en babbelen olijk terug. We verstaan er natuurlijk geen snars van, maar de kawaii vliegen ons om de oren dus we hebben wel een idee. Sam heeft precies ook al door dat blanke toeristen absoluut niet zo onder de indruk zijn van haar blonde kopje – die zien dat tenslotte wel vaker – dus richt ze al haar charmes op de locals... En met succes!


En daarmee is alweer een eind gekomen aan ons verblijf in het wondermooie Nikko. Hou je ogen open voor deel 4 van ons reisverslag!

0 comments:

Een reactie posten

Een opmerking bij deze post? Laat het me weten!