maandag 12 augustus 2013
Piebediebiep - piebediebiep - piebediebiep... De wekker boort gaatjes in mijn slaap als in een ponskaart. Licht filtert er doorheen en werpt lange, schuine banen in de stofjes die zweven in mijn dromen. De nacht valt weg als een badmantel die van mijn schouders glijdt op een tropisch strand, de dag komt als een vloedgolf opzetten. Ik zet me schrap, staar met ogen op spleetjes getrokken naar de torenende schuimkoppen. Kom maar op!
Met donderend geraas stort mijn bewustzijn zich over me heen.
Piebediebiep - piebediebiep - piebediebiep - piebediebiep. Ik rek me uit, veeg de wekker op mijn gsm tot stilstand, en kom kreunend overeind. De kamer om me heen is nog in stilte gedompeld. Boven me ligt Paul, links liggen Kristien en Francis. Lovebirds Bassie en Griet hebben de andere kamer voor zichzelf, herinner ik me. Ik mompel iets wat lijkt op "opstaan, gasten!" en werp mijn benen over de rand. Steunend sta ik op, trek wat kleren aan en strompel naar de leefruimte. Pas daar, terwijl de koude me in zijn greep krijgt, begint het besef tot me door te dringen dat ik nog leef. En nog veel beter: dat ik uitgerust ben. De nacht heeft hemels deugd gedaan.
En dat is maar goed ook, want vandaag, lieve vrienden, is ingevuld met een zwaar programma! Vandaag doen we de eerste trek van onze gezamenlijke tweedaagse, de trek van hier naar het prachtige strand van Kvalvika, en zo doorstoten over de rug van het eiland naar de andere kant, waar een stukje verharde weg ons tot bij de Selfjordhytta zal brengen. Aangezien we deze hut niet van tevoren hebben kunnen vastleggen, moesten we op veilig spelen en de tenten meenemen. Wat ons meteen de kans geeft om, als we de hut nog op een schappelijk uur bereiken, nog een beetje door te stoten en pas een eind verderop de tent op te zetten. Want ook morgen wordt een zware tocht: heel wat hoogtemeters, en een ferry naar de beschaving die tussen 14:30 en 15:00 al aankomt. Mis je die, dan zit je aan het verkeerde eind van de fjord gevangen....
tocht van de Fredvanghytta (noord) tot het meer Fageråvatnet (zuid). Klik hier voor een grotere kaart
We ontbijten, gooien onze bagage weer dicht - ik maak van de gelegenheid gebruik om mijn rugzak volledig te reorganiseren, met alle zware spullen zo laag mogelijk en zo dicht mogelijk bij mijn rug - en vertrekken. Een bijna onzichtbaar pad brengt ons omlaag naar het strand. Blijkbaar heeft het de hele nacht geregend, want de grond onder onze voeten is herschapen in een modderpoel. Het miezert nog steeds en van de lucht is geen spoor te bekennen: alles is bedekt onder een dikke laag wolken. We ploeteren door diepe moddersporen verder, vergezeld door een sinister gorgelend beekje. Het is uitkijken geblazen: elke misstap kan betekenen dat je tot je enkels wegzakt in het slijk, en dan mag je de rest van de dag met natte voeten wandelen.
Het strand van Kvalvika ziet er bij mooi weer prachtig uit (klik), maar wanneer wij de bocht om gaan, is dit wat we te zien krijgen:
<<< afbeelding volgt >>>
Niet bepaald een zonnig gezicht, wel? We ploeteren voort tot bij het strand, wetende dat we bij aankomst al bijna driehonderd hoogtemeters achter de kiezen zullen hebben. Gelukkig is het laagtij, zodat we probleemloos van het ene naar het andere deel van het strand kunnen wandelen. Bij hoogtij moet je blijkbaar over de rotsen klauteren, terwijl de golven om je voeten likken en je proberen mee te sleuren. Er is één plek waar het zo gevaarlijk is, dat ze een ketting hebben gespannen om je aan vast te klampen. Ondanks het grimmige weer zijn we dus blij met deze getijdemeevaller!
We lunchen op het tweede deel van het strand, met een aangespoelde boomstam als zitbank-slash-tafel. Lekker zeebriesje om wat zand tussen je tanden te blazen, dus echt 100% comfortabel is het niet, maar we houden de sfeer erin en vulsel voor de maag is altijd een aangename ervaring. Zodra onze boterhammetjes binnen zijn, beginnen we aan de eerste pittige klim: recht omhoog alweer, op Noorse wijze, naar het zadeldal. 110 hoogtemeters: moet lukken. Met de koude zeewind in de rug worstelen we ons naar boven. Het duurt even voor ik erop durf te vertrouwen, maar blijkbaar is mijn slaptitude van gisteren geweken. Vandaag kan ik gelukkig weer mee met de rest. Geen pole position voor mij zolang we met de grote rugzak onderweg zijn, maar ik kan alvast bij de voorste ploeg in het wiel blijven hangen, wat een drastische verbetering is tegenover gisteravond. Opluchting alom!
Het weer blijft druilerig gedurende onze hele klim. Bovenaan komen we bij een meertje (heel eigenaardig vind ik dat - waarom is dat niet allang geleden leeggestroomd?), omzoomd door joekels van rotsblokken. Het pad loopt daar blijkbaar dwars overheen, dus alweer klauteren geblazen. Aan het verre eind van het meer gaat het pad gelukkig weer over in iets dat min of meer begaanbaar is, en met hernieuwde moed gaan we verder. Een tijd later treffen we een tweede, veel groter meer, met zowaar een bosje iele loofbomen op de oever. Het pad gaat door het bosje, met de nodige zompigheid natuurlijk. Gelukkig kunnen we ons nu aan takken en stammen overeind houden terwijl we tussen de diepe plassen laveren. Gaandeweg merken we bovendien dat het weer opnieuw begint op te klaren. Geen wolkeloze hemelen zoals de eerste twee dagen, maar toch weer zon, en dat maakt een wereld van verschil. Wanneer we iets na drieën op de weg aankomen, is de lucht al goed open getrokken.
De rest van de wandeling verloopt vlot - gravel heeft dat effect op mensen. Al een halfuurtje later bereiken we het einde van de weg, en amper honderd meter verder: de Selfjordhytta. Door het raam horen we stemmen komen. Aangezien sommigen al het einde van hun drinkwatervoorraad beginnen te naderen, besluiten we binnen te gaan vragen of we mogen bijvullen. Wanneer we echter naar binnen stappen, worden we overvallen door twee zaken: zinderende hitte, die van een stalen kachel afstraalt... en Vlaams. Aan de lange tafel onder het raam zitten wel een dozijn Vlamingen, vrolijk kwetterend terwijl de fles whiskey rondgaat. Is dat... Jawel, de Jokergroep. Zij blijven hier vannacht slapen, om dan morgen dezelfde trip te doen als wij. Water aanvullen is helaas niet mogelijk, de enige plek waar je hier aan water geraakt, is een eind verderop, recht van een beekje. We praten nog even en nemen dan afscheid. Gezien het vroege uur en het feit dat de hut al volzet is, besluiten we om toch nog een eindje verder te trekken: om de kop van de fjord heen, en dan naar boven, zover onze beentjes ons dragen kunnen.
Het landschap voorbij de hut verandert al snel in opnieuw een moeras met een smal, modderig pad er doorheen. Talloze beekjes komen sijpelend uit de bergen omlaag zetten, veelal bruin van de turf. We gaan verder tot we een voldoende breed exemplaar treffen, waarvan het water iets minder gekleurd is. We vullen onze drinkflessen, en gaan weer verder: met dit water zullen we vanavond koken, dan zijn meteen alle beestjes dood. Het pad hobbelt een beetje van links naar rechts, omhoog over een rotsrichel en weer omlaag naar het moeras, besluiteloos, alsof het niet weet waar het heen wil. Twee, driemaal denken we dat we aan de klim naar het zadel beginnen, maar elke keer blijkt het een verticale meander van het pad te zijn. Pas wanneer we de fjord helemaal hebben gerond, begint de klim echt, en dan meteen op Noorse wijze: boenk recht omhoog, wroetend over rotsblokken en in beddingen van stortbeekjes, met wolken varens en schriel geboomte om ons heen. We worstelen ons hijgend omhoog, terwijl achter ons de schaduwen van de bergen steeds langer worden, en de glinsterende fjord langzaam in de duisternis terecht komt. Het duurt nog uren voor de zon echt ondergaat, maar zodra we in de schaduw zitten, zal het knap koud worden. Geen tijd om te dralen dus: in de zon blijven is de boodschap.
We bereiken de schouder iets voor zevenen, met achter ons de afgrond naar de fjord, en voor ons een vallei die aan drie zijden omringd is door bergen die hoog boven ons uittorenen. In deze vallei ligt opnieuw een heel groot meer, met de quasi onuitspreekbare naam Fageråvatnet. Vlak vóór we aan dat meer komen, passeren we echter een veel kleiner, bijna schattig exemplaar, en daar, op wat mossige uitstulpingen in het zompige landschap, besluiten we onze tentjes op te zetten. Omhuld door de avondlijke stilte van de natuur maken we ons avondmaal klaar op een gasvuurtje, en laten voor het slapengaan de fles pastis een paar keer rondgaan. Want die tocht van vandaag verdient wel een afsluitertje.
Ben je benieuwd naar de rest van het verslag? Klik dan hier.
Het strand van Kvalvika ziet er bij mooi weer prachtig uit (klik), maar wanneer wij de bocht om gaan, is dit wat we te zien krijgen:
<<< afbeelding volgt >>>
Niet bepaald een zonnig gezicht, wel? We ploeteren voort tot bij het strand, wetende dat we bij aankomst al bijna driehonderd hoogtemeters achter de kiezen zullen hebben. Gelukkig is het laagtij, zodat we probleemloos van het ene naar het andere deel van het strand kunnen wandelen. Bij hoogtij moet je blijkbaar over de rotsen klauteren, terwijl de golven om je voeten likken en je proberen mee te sleuren. Er is één plek waar het zo gevaarlijk is, dat ze een ketting hebben gespannen om je aan vast te klampen. Ondanks het grimmige weer zijn we dus blij met deze getijdemeevaller!
We lunchen op het tweede deel van het strand, met een aangespoelde boomstam als zitbank-slash-tafel. Lekker zeebriesje om wat zand tussen je tanden te blazen, dus echt 100% comfortabel is het niet, maar we houden de sfeer erin en vulsel voor de maag is altijd een aangename ervaring. Zodra onze boterhammetjes binnen zijn, beginnen we aan de eerste pittige klim: recht omhoog alweer, op Noorse wijze, naar het zadeldal. 110 hoogtemeters: moet lukken. Met de koude zeewind in de rug worstelen we ons naar boven. Het duurt even voor ik erop durf te vertrouwen, maar blijkbaar is mijn slaptitude van gisteren geweken. Vandaag kan ik gelukkig weer mee met de rest. Geen pole position voor mij zolang we met de grote rugzak onderweg zijn, maar ik kan alvast bij de voorste ploeg in het wiel blijven hangen, wat een drastische verbetering is tegenover gisteravond. Opluchting alom!
Het weer blijft druilerig gedurende onze hele klim. Bovenaan komen we bij een meertje (heel eigenaardig vind ik dat - waarom is dat niet allang geleden leeggestroomd?), omzoomd door joekels van rotsblokken. Het pad loopt daar blijkbaar dwars overheen, dus alweer klauteren geblazen. Aan het verre eind van het meer gaat het pad gelukkig weer over in iets dat min of meer begaanbaar is, en met hernieuwde moed gaan we verder. Een tijd later treffen we een tweede, veel groter meer, met zowaar een bosje iele loofbomen op de oever. Het pad gaat door het bosje, met de nodige zompigheid natuurlijk. Gelukkig kunnen we ons nu aan takken en stammen overeind houden terwijl we tussen de diepe plassen laveren. Gaandeweg merken we bovendien dat het weer opnieuw begint op te klaren. Geen wolkeloze hemelen zoals de eerste twee dagen, maar toch weer zon, en dat maakt een wereld van verschil. Wanneer we iets na drieën op de weg aankomen, is de lucht al goed open getrokken.
ziedaar, een streepje blauw! |
langzaam begint de lucht weer op te klaren. Op de foto: Kristien en Griet |
De rest van de wandeling verloopt vlot - gravel heeft dat effect op mensen. Al een halfuurtje later bereiken we het einde van de weg, en amper honderd meter verder: de Selfjordhytta. Door het raam horen we stemmen komen. Aangezien sommigen al het einde van hun drinkwatervoorraad beginnen te naderen, besluiten we binnen te gaan vragen of we mogen bijvullen. Wanneer we echter naar binnen stappen, worden we overvallen door twee zaken: zinderende hitte, die van een stalen kachel afstraalt... en Vlaams. Aan de lange tafel onder het raam zitten wel een dozijn Vlamingen, vrolijk kwetterend terwijl de fles whiskey rondgaat. Is dat... Jawel, de Jokergroep. Zij blijven hier vannacht slapen, om dan morgen dezelfde trip te doen als wij. Water aanvullen is helaas niet mogelijk, de enige plek waar je hier aan water geraakt, is een eind verderop, recht van een beekje. We praten nog even en nemen dan afscheid. Gezien het vroege uur en het feit dat de hut al volzet is, besluiten we om toch nog een eindje verder te trekken: om de kop van de fjord heen, en dan naar boven, zover onze beentjes ons dragen kunnen.
Het landschap voorbij de hut verandert al snel in opnieuw een moeras met een smal, modderig pad er doorheen. Talloze beekjes komen sijpelend uit de bergen omlaag zetten, veelal bruin van de turf. We gaan verder tot we een voldoende breed exemplaar treffen, waarvan het water iets minder gekleurd is. We vullen onze drinkflessen, en gaan weer verder: met dit water zullen we vanavond koken, dan zijn meteen alle beestjes dood. Het pad hobbelt een beetje van links naar rechts, omhoog over een rotsrichel en weer omlaag naar het moeras, besluiteloos, alsof het niet weet waar het heen wil. Twee, driemaal denken we dat we aan de klim naar het zadel beginnen, maar elke keer blijkt het een verticale meander van het pad te zijn. Pas wanneer we de fjord helemaal hebben gerond, begint de klim echt, en dan meteen op Noorse wijze: boenk recht omhoog, wroetend over rotsblokken en in beddingen van stortbeekjes, met wolken varens en schriel geboomte om ons heen. We worstelen ons hijgend omhoog, terwijl achter ons de schaduwen van de bergen steeds langer worden, en de glinsterende fjord langzaam in de duisternis terecht komt. Het duurt nog uren voor de zon echt ondergaat, maar zodra we in de schaduw zitten, zal het knap koud worden. Geen tijd om te dralen dus: in de zon blijven is de boodschap.
We bereiken de schouder iets voor zevenen, met achter ons de afgrond naar de fjord, en voor ons een vallei die aan drie zijden omringd is door bergen die hoog boven ons uittorenen. In deze vallei ligt opnieuw een heel groot meer, met de quasi onuitspreekbare naam Fageråvatnet. Vlak vóór we aan dat meer komen, passeren we echter een veel kleiner, bijna schattig exemplaar, en daar, op wat mossige uitstulpingen in het zompige landschap, besluiten we onze tentjes op te zetten. Omhuld door de avondlijke stilte van de natuur maken we ons avondmaal klaar op een gasvuurtje, en laten voor het slapengaan de fles pastis een paar keer rondgaan. Want die tocht van vandaag verdient wel een afsluitertje.
Het kleine meertje waar we onze tenten bij opzetten, 170 m boven de Selfjordhytta |
Ben je benieuwd naar de rest van het verslag? Klik dan hier.