Toen we gisteravond gingen slapen, wisten we het nog niet, maar vandaag zal een pechdag worden. Niet dat we geen mooie dingen meemaken! Het landschap dat we vandaag doorkruisen is van een onaardse schoonheid. Maar eerst maar even het minder prettige werk. Alles begint met een nachtelijke scène in onze hotelkamer…
(Geen zorg, ik ga je de onprettige details besparen. Ben je aan het
eten, lees dan gerust verder, ik hou het summier.) |

In Egilsstaðir doen we gauw inkopen, want de komende dagen verblijven
we in een huisje waar we zelf kunnen koken. Daarna springen we de
Ringweg weer op, recht naar het beroemde Mývatn-gebied!
Daar valt werkelijk vanalles te beleven –thermale bronnen,
vulkaankegels, stomende spleten in de aarde, vreemde rotspartijen
als duistere kastelen, een groot meer,… – maar of we
daar ook iets van zullen kunnen doen?
De rit begint tussen de bruine heuvels, maar al na een halfuurtje
ruimt dat landschap weer plaats voor sneeuw: heerlijk. We rijden
stilletjesaan de IJslandse hooglanden in, elke kilometer brengt ons nu
verder van de kust, dieper het binnenland in. We rijden gezapig 70
km/u, soms eens 80 km/u, maar de locals komen ons gezwind voorbij
gescheurd want ho maar, er moet gehaast worden! Laat hen maar, het is
een waarlijk prachtige rit. Niet dat Cathy er veel van merkt: die ligt
haar buikgriepje weg te slapen naast me. En ook de kindjes slapen,
hoeveel ontspannender kan het zijn? |


Tijdens het eten bespreken we ook onze volgende stop. We bevinden ons nu immers op de route van de zgn Diamond Circle, een rondrit van zo'n 200 km langs een heleboel spectaculaire plekken. Een eindje verderop langs de Ringweg kunnen we afslaan op de 862, langswaar we de grootste waterval van Europa kunnen bezoeken: Dettifoss, ook bekend als "the beast". Nergens in Europa dondert zóveel water per seconde omlaag, het is echt een overweldigend schouwspel. Maar: om daar te geraken, moet je dus wel de Ringweg verlaten. We controleren even wat de website road.is zegt: de zuidelijke helft van de 862 is ijzig maar begaanbaar. We hebben intussen vertrouwen gekregen in de spijkerbanden (en dat zal ook niet onterecht blijken), dus beslissen we om het erop te wagen. Als de weg te slecht wordt, keren we gewoon om, spreken we af. Zo gezegd zo gedaan. We stappen weer in de auto, volgen de Ringweg tot aan de splitsing en slaan dan resoluut rechtsaf. |

Al snel merken we dat de 862 wel van een ander kaliber is dan de
Ringweg.
De weg is helemaal bedekt met sneeuw, die op de meeste plaatsen
gelukkig is aangereden tot een centimetersdikke ijslaag: daar
kunnen onze spijkerbanden wel wat mee aanvangen.
Maar hier en daar is ook een dik pak losse sneeuw zomaar over de weg
gedrapeerd, en daar voelen we de wielen toch gevaarlijk grip
verliezen. We stoten door, want die dikke sneeuwplekken zijn
zeldzaam genoeg en we geraken er ook altijd probleemloos uit. We
schieten wel een pak trager op dan we hadden voorzien. |
Zo'n kilometer voor onze bestemming zien we opeens een auto in de
kant staan, met een hoop mensen eromheen.
Het is een groepje Amerikaanse toeristen die zich met een wagen
zonder spijkerbanden aan dit sneeuwlandschap hebben gewaagd, en in
de berm zijn gesukkeld.
Geen schade, wel totaal geen beweging in de wagen te krijgen. Stijn
probeert nog eventjes te helpen maar het ziet er niet rooskleurig
uit. Die mannen bellen maar beter meteen de pechverhelping. Terwijl
we wachten, belt Carolien uit de auto met het nieuws dat de weg
verderop hels is: massa's auto's staan er gestrand, zegt ze, er is
echt geen doorkomen aan. Zouden we niet terugkeren? |


We keren terug naar de 862. Onderweg passeren we opnieuw die
gestrande auto, waar intussen een hele menigte bij verzameld is.
Een typisch Mexicaans leger, zo blijkt: iedereen commandeert,
niemand luistert. Ik haal mijn touw boven, Stijn – die veel
handiger is dan ik – bevestigt het aan de gestrande wagen en
aan de onze en ik begin te trekken. Er valt geen beweging in te
krijgen. Er gebeurt ook veel te veel tegelijkertijd. Op gegeven
moment staat er een file van zeven, acht andere auto's die niet
meer doorkunnen omdat onze wagen de weg verspert.
Wanneer een van de Amerikanen op het lumineuze idee komt om de
sneeuw van onder de wielen weg te graven (waardoor die volledig
op zijn buik komt te rusten in de sneeuw) besluiten Stijn en ik
er de brui aan te geven.
"Misschien moet je toch nog eens naar die takeldienst bellen,"
zeggen we. Het antwoord? "Ja, we hebben lang gewacht maar we
zullen ze dan toch moeten inschakelen." Dat hadden ze dus nog niet
gedaan. |
0 comments:
Een reactie posten
Een opmerking bij deze post? Laat het me weten!