28 augustus 2013

Lofoten 2013: boenk omhoog en klets omlaag - het pad van Nusfjord naar Napp


zondag 11 augustus 2013

het uitzicht vanop ons balkon in Lydersen Rorbuer



Zalig geslapen vannacht! We ontbijten aan de ietwat krappe, maar comfortabele tafel in onze hut in Fredvang, proppen alles weer in de rugzakken en bergen die op in de schuur. Met de dagrugzak stappen we in een taxi die ons naar Nusfjord zal brengen, een vissersdorpje op het volgende eiland dat als traditioneel Noors dorpszicht de bescherming geniet van UNESCO. Die bescherming heeft er helaas wél toe geleid dat Nusfjord een beetje gedisneyficeerd is: wie er wil rondlopen, moet toegang betalen. Of toch als je op een menselijk uur aankomt. En dat was natuurlijk buiten ons gerekend. 


ataxirit naar Nusfjord (rood), wandeling naar Napp (blauw, rechts), taxirit terug (roze), wandeling naar Fredvanghytta (blauw, links). Klik hier voor een grotere kaart

Zoals we ook al in Bodø hadden ontdekt, gaat iedere zichzelf respecterende handelszaak in Noorwegen pas open om 10:00. In Nusfjord ging het niet anders. De taxi gooide ons er echter al uit om 8:30, zodat we ongestoord langs het betaalhokje konden kuieren en de straatjes van Nusfjord gaan verkennen. Behalve wij zessen was er geen levende ziel te bekennen. We dwaalden tot bij het haventje, dat op hoge palen langs drie zijden van een nauwe inham was gebouwd, omhelsd door hoge rotswanden. Op het sprankelende water lagen talloze bootjes te spiegelen.

een, toegegeven, vrij lelijk panoramashot van Nusfjord

de haven van Nusfjord 's ochtends vroeg
Toen we alles wel zo'n beetje hadden gezien, besloten we aan de wandeling van de dag te beginnen. Het plan: over de weg naar het begin van het pad, dan door de bossen over de heuvelkam naar Kilan, vervolgens de oversteek van de ruggegraat van het eiland, en vandaar langs de kust noordwaarts tot in Napp. Een wandeling van zo'n 16 km, die er op de kaart vrij gemakkelijk uit zag. Wisten wij veel dat wat in Noorwegen voor een pad doorgaat, in geen velden of wegen te vergelijken valt met wat een normaal mens daaronder verstaat. Zigzaggen om een helling te beklimmen is er niet bij: waarom zou je, als je ook als een idioot recht omhoog kan knallen? Wie kan het schelen dat je dan bij momenten hellingen van meer dan 45° moet bedwingen?
Nu, ons normale mensen dus, bijvoorbeeld. Gekke Noren.

eerst een stukje asfalt afhaspelen

de eerste kam bereikt. In de verte ligt het "dorp" Kilan

even op de kaart loeren... jep, we zitten in Noorwegen
Het eerste deel van de tocht was eigenlijk nog bedrieglijk eenvoudig: hier en daar wat steil, nu en dan wat drassig, maar over het algemeen best doenbaar. Ook de oversteek van de volgende rug was makkelijk te verteren: steil omhoog, dan kronkelend tussen rotswanden en struikgewas, tot we op het hoogste punt kwamen en mochten beginnen dalen naar de kust aan de andere kant. We kwamen langs prachtige uitzichtspunten en meren, waar het vanwege het opnieuw prima weertje heerlijk was. De verleiding om hier te blijven hangen was groot, maar we móesten verder, de hut voor die avond was al vastgelegd. En dus stoomden we verder tot we bijna bij de kust waren, en waar het pad naar het noorden afboog, hielden we halt voor een korte picknick.

Straumøyvatnet, een prachtig, grillig gevormd gletsjermeer

gladgepolijste rotsmassieven, relicten van lang verdwenen gletsjers, vormen nu prachtige uitzichtspunten

We wisten het nog niet, maar die picknick betekende ook meteen het einde van de toeristische ronde. Het pad kronkelde opnieuw omhoog, de rotsen in, en wij volgden steunend. We klommen opnieuw naar respectabele hoogte, tot we voor ons opeens de granieten wanden uiteen zagen wijken, en de zee-engte tussen dit eiland en het volgende zich voor ons openbaarde: een glinsterende, diepblauwe vlakte met erachter een muur van groen en graniet. Wat nu voor ons lag, was een lange mars noordwaarts langs de kust. Vlak, dachten we. Niet dus.

de rotsen gapen open, en plots wordt de zeestraat tussen twee eilanden zichtbaar: Nappstraumen, met aan de overzijde het eiland Vestvågøya

Noren houden niet van vlak. Het pad wierp zich de diepte in, en zodra we dachten bij de kust te komen, beukte het zich meteen weer de helling op. We volgden, genietend van het uitzicht, hoewel het pad heel wat steviger werd dan we verwacht hadden. Net toen het eindelijk wat leek af te vlakken in een gebied vol poeltjes en gras, zwenkte het hard naar links. We keken elkaar aan. Menen ze dit? Is dát daar het pad? We staarden omhoog, en zagen hoe een bruin lint zich uit het hoge gras verhief, veranderde in een droge waterval en zich loodrecht omhoog wroette. Wij konden niet anders dan volgen. Al gauw waren we met handen en voeten aan het klimmen tegen een helling die veel te steil was voor een normaal mensenverstand. De twijfel knaagde, maar we zetten door, en plots kwamen we op een hoog rotsplateau, dat majesteitelijk boven het landschap uitstak. En daar, alsof het nooit anders had gedaan, begon het pad weer, keuvelig als een nonnetje op een middagwandeling.

Wel, dat was spannend, dachten we, blij dat het pad weer normaal begaanbaar was geworden. Maar dat duurde niet lang. Nauwelijks een halfuur later begon het pad steeds dichter tegen de rand van de afgrond aan te schurken, slenterend tussen rotsblokken door, tot het zich plots met donderend geweld weer omlaag wierp.

Ik meen het. Ik heb al bergtochten gedaan in Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk, Italië, de VS en Canada. Maar dit had ik nog nooit meegemaakt. Het pad ging stomweg van het ene op het andere moment over in een kloof, die zich onder een duizelingwekkende hoek de diepte in stortte. Van wandelen was geen sprake meer - het werd klimmen, klauteren over rotsen en schietgebedjes doen dat je schoenen het uithouden: één misstap, één keer uitglijden en ze kunnen je beneden door een rietje zuigen.


eventjes afdalen, zeggen ze!

Kort en goed: het was een spannende tocht, veel huiveringwekkender dan we hadden verwacht. Maar het weer was geweldig, we waren uitgerust en goedgemutst, en uiteindelijk slaagden we er zelfs in om zonder kleerscheuren bij het einde van het pad te komen: Napp, een klein havendorpje met een handvol huizen in de oksel van een inham.

Maar was dat het einde van de dag? Allesbehalve. Maar dat is voor de volgende blogpost.