9 augustus 2016

Schitterend Singapore


— Woensdag 6 juli 2016 —

De lange trek naar Singapore

Vier uur vliegen van Brussel naar Istanbul. Twee uur wachten in de luchthaven. Elf uur vliegen van Istanbul naar Singapore, tegen de zon in, dwars over zuidelijk Azië en de Indische Oceaan... Bijna een hele dag reizen terwijl de wereldkaart onder je langs schuift om uiteindelijk voet aan de grond te zetten op een eiland in de Straat van Malakka dat overwoekerd wordt door een stad. Wat komen we hier zoeken vraag je? Wel, een van de mooiste steden op aarde. Maar wij geloven natuurlijk niet zomaar alles: die bewering zullen we de komende dagen zelf wel even aan de tand komen voelen.


Bij aankomst in de luchthaven wachten we gedwee op onze bagage, en eens we die op een karretje hebben gestapeld, trekken we op suggestie van een collega naar een waar je een hotelkamer kan boeken. We vragen om een hotelkamer met zicht op Marina Bay, maar dat blijkt ergens in de vertaling verloren te zijn gegaan, want wanneer we er een halfuurtje later door de taxi worden afgezet, blijkt die liefst 4,3 km van de baai te liggen – in vogelvlucht. Maar niet getreurd natuurlijk! We ploffen onze spullen in onze kamer en gaan gauw iets eten in een food hall in de buurt. Nadien fiksen we een taxi die ons voor een prikje naar de zuidkant van de baai brengt. Daar staat onze eerste attractie in Singapore – en de laatste van vandaag. Het is immers al goed donker geworden, en hoewel het in België pas middag is, hebben wij er na onze woelige reis geen enkel probleem mee om straks al onder de wol te kruipen. 

Singapore Flyer

De Singapore Flyer is een gigantisch reuzenrad. Sinds 2014 niet meer het grootste op aarde, maar met zijn 165 meter toch al snel 30 meter hoger dan de London Eye – en dat is al een flinke joekel. Het is even zoeken eer we de ingang hebben gevonden in het drie verdiepingen tellende gebouw aan de voet ervan, maar eens we zijn ingestapt, waaiert heel Singapore voor ons open.


Marina Bay Sands

Na het reuzenrad trekken we te voet naar de Helix Bridge, een enorme dna-streng die ons met zijn paarse lichtjes naar de overzijde van de Singapore River leidt. Daar rijst een megalomaan gebouw boven ons op: het Marina Bay Sands. Het is zowat hét icoon van de stad, en de architectuur is heel bijzonder. Drie enorme torens in de vorm van slanke, omgekeerde V's springen bijna 200 meter hoog de lucht in. Hoger dus dan het reuzenrad aan de overzijde van het water. Maar wat dit tot een ware mastodont maakt is het Skypark, een ontzaglijk platform van wel 340 meter lang, dat zich met een lichte curve op de bovenzijde van de drie torens heeft genesteld. Bovenop dit platform vind je de langste infinity pool ter wereld (een zwembad met een rand die je van in het water niet ziet, zodat je in de leegte lijkt te zwemmen), een restaurant van wereldklasse en een bar waar je met je hoofd in de wolken cocktails kan zitten nippen. We slenteren nog even achteloos naar binnen, maar in onze vliegtuigplunje vallen we flink uit de toon. Tijd om naar bed te gaan dan maar!


— donderdag 7 juli 2016 

Noedels voor het ontbijt? Normaalste zaak van de wereld

Onze eerste volle dag op Singaporese bodem! Beide nog een beetje groggy, maar toch alweer vroeg uit de veren (7:30, ofte 1:30 in Belgische tijd). We gebruikten onze ontbijtcoupons in het seafood-restaurant, en dat was meteen onze eerste rare ervaring! Want wie met een beetje gezond verstand eet er nu noedels, pikante sojascheuten en dumplings in de ochtend? Wel, iedereen daar dus! En na een paar tellen verbazing wij dan ook maar. Beetje raar, maar best oké! 

ION Orchard

Na het ontbijt in het ochtendzonnetje (bij alweer een prettige 30°C) lieten we ons door de hotel-shuttle aan metrostation Novena afzetten, en vandaar trokken we ondergronds naar Little India. We maakten eerst nog wel een korte tussenstop in station Orchard, waar we een 3-daagse metrokaart kochten (was niet mogelijk in Novena), en gauw even gingen piepen in het vlakbij gelegen ION Orchard. Dat is een gigantisch winkelcentrum, maar zodra we in die airco-gekoelde ijskelder binnenstapten, werd duidelijk dat we daar in onze toeristenplunje absoluut niet op zijn plaats waren. Ik zal je wat merken noemen, en de rest moet je er maar zelf bij bedenken: Prada, Rolex (8% korting bij aankopen vanaf 5000 S$), Dior, Louis Vuitton,...


Little India

Een stukje India ver van huis. Je slaat een hoek om, en plots loopt de straat vol met donkerhuidige lui met kleurige kleding, tulbanden en klatergouden juwelen. Zelfs de geuren zijn plotseling anders: kruidiger, zwoeler, exotischer nog dan Singapore zo al is. We slenteren er een hele tijd rond, bezoeken tempels en drinken een cocktailtje, en sluiten ons bezoek aan de wijk af met een heerlijke Indiase lunch.


Chinatown

Na de middag trekken we met de metro naar alweer een etnische wijk, maar eentje waarvan je er massa's vindt over de hele wereld. Chinatown! We vonden die in Londen al fijn en die in LA fantastisch, maar deze voelt een heel pak authentieker. Misschien komt dat wel doordat de bevolking van deze stad sowieso al uit 75% Chinezen bestaat, je weet maar nooit. We bezoeken een zalige Boeddhistische tempel, waar we getuigen zijn van drie monniken in safraankleurige jurken die een soort slagwerk-zangstonde hielden (het klonk geïmproviseerd, al ben ik zeker dat er een regelmaat in zat), en de volgende kamer, getooid met letterlijk duizenden miniboeddha's, mochten we toekijken hoe een stel andere monniken een groep gelovigen voorging in het voorlezen van religieuze geschriften. Dat klinkt saai, maar het was heel indrukwekkend! En een beetje raar ook, maar da's wel het meest toepasselijke woord voor deze rare snuiter van een stad.


Marina Bay

Na Chinatown trokken we naar Marina Bay, de baai waar we gisteravond ook al over uitkeken vanuit de Singapore Flyer. Heel knappe buurt, maar helaas weer een beetje chic... wat wil zeggen dat we de enige pipo's waren op teensletsen en met korte broek. Iedereen liep in little black dresses en maatpak rond (bij deze hitte!), dus moesten we toch maar weer een plekje zoeken waar we in onze plunje op onze plaats waren. Terug naar charmant Chinatown dus maar! Daar aten we heerlijk Thais (alles mag hier), waarna we ons moe maar heerlijk voldaan weer naar het hotel begaven.


— vrijdag 8 juli 2016 —


Sentosa

Hèhè, eindelijk weer op de kamer. Het was alweer een pittige dag vandaag! Vanmorgen was het weer wat minder, met drasjbuien gevolgd door miezer, en dus zijn we eerst langs een van de vele winkelcentra geweest om nieuwe schoenen voor ondergetekende (met alleen pielepoten, Teva's en trekking boots kom je niet ver als je toch eens wat deftiger wil gaan eten – gelukkig is het ook hier solden!). Daarna was het op naar VivoCity aan de zuidkust, vanwaar we over een prachtige houten boardwalk naar het eiland Sentosa kuierden. Je zou denken dat Singaporezen allemaal luie papzakken zijn, want je kon over zowat de hele lengte van de brug gebruikmaken van rollende tapijten, maar niets is minder waar, we hebben intussen al goed door dat de meeste inwoners behoorlijk fit zijn hier! Je komt ze dan ook en masse tegen zodra de zon naar de horizon zakt, nauwelijks bezweet joggend bij nog steeds nagenoeg 30°C. Bij ons ligt iedereen op zijn tuinstoel bij dit weer, maar deze lui gaan gewoon keihard door!


Maar goed, Sentosa dus! Dat is een eiland dat geldt als een van de voornaamste ontspanningsplekken voor de Singaporese bevolking. Aan de ene kant is het volgepropt met attracties (een indoor skydive, winkels en restaurants, een vestiging van Universal Studios, ...), terwijl de andere heerlijk natuurlijk is gehouden – met uiteraard hier en daar een prachtig hotel in de wildernis.

S.E.A. Aquarium

We lunchten in de plaatselijke Hard Rock Café, en begaven ons vervolgens naar het S.E.A. Aquarium. Een bak met vis, hoor ik je denken, en je hebt gelijk, maar aan ietwat andere proporties. Er waren talloze gigantische aquaria waar verschillende soorten vis in rondzwommen, tussen scheepswrakken en grillige rotsen, en liefst twee tunnels waar je dwars door een aquarium heen liep, waaronder eentje gevuld met haaien. Maar het indrukwekkendste was wel het ontzaglijke aquarium aan het eind, groter dan een cinemascherm, waar werkelijk duizenden dieren in zwommen, van kleine sprotjes tot enorme mantaroggen. Toppunt was wel toen duikers zich met emmers voer in het water begaven, en die hele wriemelende beestenmassa om hen heen en wild door het hele aquarium begon te wervelen. Knap!


Goudgele stranden met zicht op de Straat van Malacca

Na het aquarium kuierden we terug naar buiten, en daar merkten we dat het weer intussen was opgeklaard.  En dat was goed nieuws, want onze volgende stop had wel wat zon nodig. We doorkruisten het eiland dwars over z'n rotsige ruggengraat, bewonderden boven een buitenissig grote versie van de Merlion (de Zeemeerleeuw zeg maar, de leeuw met het achterlijf van een vis die het wapendier is van de stad) en daalden af naar de relaxe, hemelse kant van het eiland: veel groen, een hele rij rustige barretjes en een goudkleurig strand aan een glinsterende zee bezaaid met joekels van schepen: de Straat van Malacca, de op één na drukste zeestraat ter wereld (en de reden waarom hier destijds een stad is gesticht).


Marina Bay, poging drie

We bleven de rest van de namiddag op het strand van Sentosa hangen, en toen de zon naar de horizon begon te zakken, dronken we een glas in een gezellig barretje, waarna we ons gingen omkleden in de merkwaardig propere openbare toiletten. Tijd voor de deftige plunje, want vanavond gaan we uit! We namen de monorail (jawel!) terug naar het vasteland, gevolgd door de metro naar Marina Bay, waar de 1% van Singapore bij machtig uitzicht van het avondmaal geniet. Gek wel hier: doordat we knal op de evenaar zitten, gaat de zon hier in een wip onder. Toen we uit de monorail stapten hing de zon laag, maar was het nog volop dag. Toen we vijf minuten later uit de metro stapten, was de nacht geheel ingevallen, en was er nergens nog een spoor dat het ooit dag was geweest. Op die paar minuten die we ondergronds hadden doorgebracht,  had de stad haar nachtelijke jurkje aangetrokken – en het was een prachtig jurkje.

Minder prachtig was ons bezoek aan Marina Bay. Het was er mooi, dat zeker, maar de prijzen maakten ons groen om de neus. Hongerig maar onbevreesd doken we dus opnieuw de stad in, en uiteindelijk vonden we een prachtige buurt langs de Singapore River waar de restaurantjes en bars elkaar afwisselden als parels aan een snoer. We aten er aan een fractie van de prijs, ietwat te chic gekleed misschien, maar met weer een wijk van deze prachtstad op ons lijstje. Zalig.


— zaterdag 9 juli 2016 —


Botanische weelde en hemelse rust

Dag iedereen! Vandaag is alweer onze laatste volle dag hier in de stad, en dat vieren we door de drukte even achter ons te laten en te gaan verpozen in de botanische tuin van Singapore. Die ligt niet eens zo ver van hier: een kort hopje met de metro en we zijn er! Wat we echter pas na uitstappen merken is de hitte: die is vandaag nog heviger dan de vorige twee dagen. De tuin is gigantisch, en prachtig, maar we drijven al snel van het zweet. We houden als echte bleekscheten halt in elke plas schaduw, en zoeken drinkfonteintjes op waar we ze maar vinden. Het is rustig, met slechts hier en daar een groepje andere toeristen, meestal locals die hier van een rustige zaterdag komen genieten. Iets voor de middag komen we langs een lommerrijke plek waar wat speciale botanische attracties te vinden zijn: een gembertuin, twee restaurants (eentje relax, de ander poepchic) en een park ingericht speciaal voor orchideeën. Daar vinden we de mooiste exemplaren die we ooit hebben gezien (en ook een paar echt lelijke schamoefels), en zelfs een gedeelte waar ze een regenwoud hebben nagebouwd, de natuurlijke habitat van deze planten – normaal groeien die immers op bomen en halen ze hun nutriënten uit regenwater. Het gekke is dat ze daarvoor speciaal een enorme gekoelde serre hebben ingericht, volledig aangedampt natuurlijk, waar we eindelijk wat verkoeling vinden. Blijkbaar is het in regenwouden dus kouder dan hier in Singapore vandaag!


Na de orchideeëntuin besluiten we een hapje te gaan eten. We nemen natuurlijk het goedkoopste restaurantje van de twee, en dat blijkt een goeie keus. Want wanneer de hostess ons naar ons tafeltje brengt, blijkt er weg van de drukte een terras middenin de wildernis te liggen, met enorme plafondradiatoren die ons loom koelte toewuiven. Door de ons omringende bomen en reuzenvarens zien we de botanische tuin in alle richtingen uitwaaieren, met heel in de verte, buiten gehoorsafstand, de glinsterende torens van Downtown Singapore. Het enige dat we hier horen is het zachte gekeuvel van de andere gasten, het tsjirpen van krekels en het gefluit van tropisch gevogelte. Zalig! Het eten is heerlijk, de thee misschien een tikje te straf, maar de hele atmosfeer is zo rustig, zo vakantie, dat we hier een hele tijd blijven hangen. Het is een lastig afscheid wanneer we uiteindelijk besluiten weer verder te gaan.


De rest van de tuin is ook lang niet mis! We besluiten niet terug te keren naar het begin, maar verder door te lopen naar de andere kant, waar volgens het kaartje een bushalte ligt en we zien wel waar we terechtkomen. De tuinpaden brengen ons langs bloemenbogen en prieeltjes, langs een veld vol frangipani-bomen in welker schaduw schommels staan om jezelf wat wind in het haar te waaien (waar we bezoek krijgen van een meterlange varaan!), langs prieeltjes, bruisende watervallen en kronkelende paden tussen torenhoge bamboe.

We beseffen pas weer dat we in de beschaving staan wanneer de geluiden van de stad over ons heen vallen. We voegen in bij de voortsnellende massa Singaporezen uit alle hoeken van Azië, niet eens onwennig, want we kennen de stad intussen een beetje. Iedereen lijkt altijd ergens heen onderweg, maar niet te haastig, eerder alsof ze elke gelegenheid willen aangrijpen om fit te blijven. Want dat zijn ze wel die lui!


Bugis Street: lawaaierig, druk, en niet te missen!

De bus brengt ons naar een deel van de stad dat we kennen, en straffer nog, het ligt toevallig vlakbij onze volgende geplande stop. We stappen uit in de wijk Bugis, en gaan eerst even professioneel verdwalen in Bugis Street. Anders dan de naam doet vermoeden is dit geen straat, maar eerder een soort overdekte markt met honderden stalletjes die alles van kleding over cosmetica tot elektronica verkopen. Er is zelfs een tattoozaak. Er heerst een overweldigende drukte, en mensen praten en roepen door elkaar heen in een veelheid aan talen, de meeste volstrekt onbegrijpelijk voor een westerling. Maar de verkopers spreken prima Engels (logisch, het is een van de officiële talen van deze stad!) en zijn niet te beroerd om je bij je aankoop te helpen, al was het door de verpakking van dingen te openen zodat je alles kan uitproberen. Ik ben op zoek naar een toetsenbordje voor mijn tablet, zodat ik deze verslagen wat sneller kan uittypen dan op dat vervelende scherm. Ik koop er uiteindelijk geen, maar ik mag er wel verschillende ongegeneerd uittesten.


Kampong Glam: op bezoek bij de locals

Als we de georkestreerde chaos van Bugis Street wel gezien hebben, keren we onze neuzen naar het oosten. We slenteren door de bruisende stad, en komen twee huizenblokken verder al uit bij de volgende wijk: Kampong Glam. Dat is de thuisplek voor de oorspronkelijke bewoners van dit eiland (nu veruit in de minderheid), de Maleiers. De taal die je hier hoort is Maleis (lijkt erg op het Indonesisch waar we nog veel van gaan horen), de heersende religie de Islam, en dus is het ook hier dat de grootste moskee van Singapore te vinden valt. We hadden gehoopt hem te kunnen bezoeken, maar we waren natuurlijk vergeten dat het zaterdag is: gebedsdag voor Moslims. Jammer, maar geen ramp, want ook aan de buitenzijde is dit een prachtding. En de rest van de wijk is ook lang niet mis! Kampong Glam heeft een heel aangenaam hippiesfeertje, met mooi onderhouden, kleurige huisjes, winkeltjes van vanalles en nog wat (van de typische tapijten tot Japanse fietsen – geen idee hoe die verschillen van andere fietsen) en een hele hoek van de wijk die geweid is aan bars en restaurantjes uitgebaat en bezocht door mensen van over de hele wereld. Om een of andere reden heeft Cathy veel bekijks hier. Mensen proberen subtiel selfies te nemen met mijn blonde lief – pardon echtgenote – op de achtergrond, en lachen verontschuldigend (maar zonder op te houden met fotograferen) hun hagelwitte tanden bloot. Het straatje waar we een glas drinken heeft graffiti op de muur, iets wat je nergens anders in Singapore ziet, waardoor er voortdurend fotografen met reportageflitsen en statieven in de weer zijn. Voeg daar nog een Cathy bij, en de locals worden gek. Ik neem vrolijk wraak door schaamteloos van alle passanten kiekjes te nemen, en te zwaaien als ze me opmerken.


Een laatste avondmaal

Die avond hebben we gepland om sushi te gaan eten. Chinatown, was alles wat we over de locatie van het door ons gekozen restaurant wisten, maar dat bleek minder evident dan gedacht. We hadden er uiteindelijk de hulp van een vriendelijke jeugdherberg-dame voor nodig. Toen we eindelijk bij het restaurant in kwestie aankwamen, bleek daar echter al een hele rij buiten te staan. Daar hadden we geen zin in, en dus op naar iets anders. Uiteindelijk vonden we een toffe stek een eindje verder, bij de aartsrivalen van de sushi-Japanners: grill-Koreanen. Iets minder bekend bij ons, maar zeker de moeite waard. En heel leuk: in de hele zaak waren wij de enige niet-Aziaten. Altijd leuk om je bezoek aan een stad mee af te sluiten.