13 september 2011

Canada 2011: Wildspotting en Angel Glacier

Deel 1: Wildspotting

Je ligt in een slaapzak, de kap over je hoofd en dichtgesnoerd zodat alleen je neus en mond naar buiten komen piepen. Je ligt hemels te slapen. Buiten ademt het woud op het eeuwenoude ritme van de nacht: bomen ruisen, nu en dan klinkt het verre gehuil van een wolf, of het snuffen van een hert. Kleine diertjes schieten spichtig van boom naar boom, quasi geruisloos. Jij hoort er niets van, zo zalig vredig slaap je. Het eerste geluid dat je hoort is de irritante piep van je gsm, die je bruut uit je slaap sleurt. Je kreunt, draait je om, probeert het geluid te verdringen, maar uiteindelijk geef je het op. Je wurmt je arm naar buiten, tast naar het duivelse instrument dat zoveel lawaai maakt op zo'n uur, en schakelt het blindelings uit.
De stilte keert terug, en je voelt de slaap alweer komen...

Vlakbij, in een ander tentje, begint een wekker te rinkelen. Je kreunt nogmaals, te moe om kwaad te zijn. Hoe laat zou het zijn? Je brengt het ademgat naar je oog, en staart naar buiten. Alles is stikdonker. Waarom in godsnaam is die...
En dan herinner je het je weer: wildspotting. Daarom had je je wekker gezet.
De volgende minuten breng je door in een wilde, geagiteerde dans: uit je slaapzak wurmen, je Petzl opzetten,  in je kleren kruipen, jas over trui over trui trekken, je muts opzoeken, je bergschoenen dichtrijgen. En dat alles terwijl je de warmte met beken uit je lichaam voelt gutsen. Ademwolkjes ontsnappen aan je mond. Je kreunt nogmaals, wakker genoeg nu om je te ergeren aan je eigen sloomheid, maar uiteindelijk slaag je erin de tent open te ritsen en de ijzige buitenlucht op te zoeken.
Daar staat al iemand bij de wagen. In andere tentjes duidt flakkerend licht erop dat anderen je dans aan het vervolgen zijn. Je stapt in de auto, en hoopt op warmte. Anderen stappen één voor één, tot we compleet zijn: vijf gekken die op een onchristelijk uur zijn opgestaan om dieren te gaan zoeken. Eindelijk schuiven de zijdeuren dicht, en kunnen we vertrekken. De motor blaast ijzige lucht door de roostertjes, maar na wat wel een eeuwigheid lijkt, voel je je vingertoppen ontdooien en begint je bloed weer warmte in plaats van koude door je ledematen te verspreiden. Je kreunt opnieuw, en ditmaal van genot.



Het werd een betoverende tocht. Omdat we veel beestjes hebben gezien? Wel, nee! een paar hertjes langs de weg, die in de ochtendschemer stonden te grazen, en op onze terugweg een hooghartige wapiti, die op onze terugweg in de voortuin van een hotel bleek te staan grazen. Amper drie noemenswaardige dieren hebben we gezien, maar het was wel een uniek moment. We waren reeds een hele poos onderweg, en de lucht begon langzaam bleekblauw te kleuren, toen een kreet van een oplettende dierenspotter door de auto schalde. Langs de kant van de weg, kilometers verwijderd van menselijke bewoning, zat een zwarte beer te knabbelen van de weelderig groene struiken. We haalden onze fototoestellen boven, en begonnen uit alle macht te fotograferen. De beer plukte een beetje in het rond, sabbelde hier op een blaadje en stripte daar een takje kaal, lekker kieskeurig zo te zien.

Een poosje later bewoog er iets in de struiken, en opeens kwam een zwart, harig bolletje de helling afgehold: een berenjong! Die eerste beer was dus moeder! Het kleintje bleef een beetje verder van de weg van de blaadjes knabbelen, zodat we weinig meer zagen dan wat beweging. Tot moederbeer besloot wat verderop te gaan fourageren. De blaadjes zullen niet lekker genoeg geweest zijn waar ze zat zeker? Een eindje naar rechts kruiste de weg een droogstaande rivierbedding, en daar stak de moeder over, prachtig zichtbaar tegen de witte keien. En het kleintje, dat volgde natuurlijk huppelend. Vertederd stonden we het schouwspel aan te gapen. De dieren waren amper vijf meter bij ons vandaan, maar leken ons geeneens op te merken. En net toen we dachten alles gezien te hebben, ging er een fluistering door de wildspotters: daar, links, nóg een cub! En het klopte. Ginds maakte zich nog een zwart bolletje los uit de schemering van het struikgewas, waarna het parmantig over de witte keien achter mama aanklauterde. Moeder bleef nog even om wat proefjes te doen van de blaadjes aan die kant van de bedding, maar even later waren de drie weer spoorloos verdwenen.

kieskeurig knabbelen in het struikgewas

Wel rakkers, waar blijf je?

kleintje 1 op oversteek

En even later kleintje 2

De arrogante elk op de getrimde 'pelouse'





Deel 2: Angel Glacier

Na onze wildspottingavonturen keerden we terug naar de camping, waar de rest van onze groep intussen aan het ontbijt was begonnen. We slokten het hongerig naar binnen, en waren nog met onze foto's aan het pochen toen we alweer in de auto zaten, ditmaal naar het zuiden. Een slingerende (maar als altijd perfect onderhouden) asfaltweg bracht ons hoog de bergen in. Voor ons uit zagen we langzaam de granieten piek van Mount Edith Cavell opdoemen, met eronder de glinsterende witte gletsers die de reden van ons bezoek waren. We parkeerden de wagens op een propere parking een eindje onder de top, trokken de rugzakken aan en togen op pad.

De wandeltocht

Het eerste deel van onze wandeling was naar de voet van Cavell Glacier, de laagste van de drie gletsjers op deze top. Het was een kort wandelingetje (800 meter), en goed bewandelbaar: ideaal voor de modale mollige toerist dus. Heel wat kiekjestrekkers hier, maar dat mocht ook wel: het landschap was erg indrukwekkend! De gletsjer liep uit in een meertje, waar ijsbergen in ronddobberden. Niet de kanjers waarmee je een Titanic tot zinken kan brengen, maar toch heel mooi om te zien! En dat alles in een landschap dat bestaat uit gele zandsteenbrokken, gletsjerpuin en heel schamele, kromgroeiende begroeiing.

Het tweede deel van de tocht was alweer een heel pak pittiger, en dus minder bevolkt. We klommen zo'n 350 meter naar een eerste uitkijkpunt, waar we met zicht op de drie gletsjers onze picknick binnenspeelden. Vervolgens een stevig klim van nog eens 150 meter, om uit te komen op een puintop vanwaar je over het machtige Rocky Mountainslandschap uit kon kijken. Heel in de verte kon je zelfs, als je je uiterste best deed, de oostelijke flank zien van het Athabascadal, het dal waar de gelijknamige rivier en de Icefields Parkway door lopen.

ijsbergen op het gletsjermeer Cavell Pond
de lokale fauna: marmotten
twee jongens die heel graag op de foto staan!
uitzicht vanop de picknickplek
Een afgrond tijdens de klim naar de tweede stop
Het laatste kuitenbijtertje