19 september 2010

etappe 7: Yellowstone NP

Dag 12 (13 september 2010)
Opgestaan in de hostel in Teton Village, de boel opgekraamd, ontbeten in de zaal beneden en op weg gegaan. Volgende bestemming was Yellowstone NP, en dat park ligt vlak ten noorden van Grand Teton NP. Wij dus de scenic route door Grand Teton genomen, nog diverse malen gestopt bij overlooks en viewpoints, geluncht aan de oever van Jackson Lake (veel véél groter dan Jenny Lake) en zo bijna onopgemerkt Grand Teton uit en Yellowstone in.


De eerste ontmoeting met Yellowstone is 'bossen bossen bossen'. Het park is qua oppervlak een derde van heel België, en bevat maar een paar kleine (toeristen)dorpjes, onderling en met de bezienswaardigheden verbonden door middel van een handvol (perfect onderhouden) wegen. Daartussen: eindeloze prairies, en bossen bossen bossen.


In Yellowstone liggen verschillende campings; wij hadden er een uitgekozen bij Grant, iets ten zuiden van de westelijke uitloper van het Yellowstone Lake (een meer dat nóg eens massaal veel groter is dan Jackson Lake). De camping bleek tussen de bomen te liggen op de grens van een van die eindeloze bossen. Overdag betekent dat dus beschutting tegen de broeierige zon, 's nachts een minder ijzige koude. Er hing echter een nadeel aan vast dat we nog niet beseften...

Na het opzetten van onze tentjes sprongen we opnieuw de auto in, op weg naar het noorden, waar het West Thumb Geyser Basin ligt. Meteen onze eerste confrontatie met de thermale activiteit in dit gebied. Een veilige houten causeway leidde ons langs verschillende bronnen en geisers, sommige al spectaculairder dan andere. Bepaalde van die geisers stonden zelfs met hun voeten in het water van het meer! Overal de geur van rotte eieren, overal gebroebel en gesis, overal stoom en absurde kleuren in diepduistere waterputten (de kleuren bleken het gevolg te zijn van bacteriën, die zich sorteerden naargelang de temperatuur).


Toen we dit gebied helemaal uitgekamd hadden, gingen we de weg af voor een korte wandeling naar een nabije heuveltop, vanwaar je mooi zou moeten kunnen uitkijken over het Yellowstone Lake. Mijn aankoop van de wandelstok bewees opnieuw zijn nut, want het klimmen ging ondanks de kapotte knie beter dan verwacht: prima zelfs! Het meer lag in de late namiddagzon te blikkeren, met eromheen de warme groenen en gelen van de uitbundige natuur van Yellowstone.

Op de terugweg ontdekten we een vrouwtjes-elk die doodgemoedereerd vlakbij de parking liep te grazen. uiteraard namen wij het meteen eveneens te grazen (op de gevoelige plaat, althans). Daarna trokken we moe en voldaan terug naar de camping, waar we met z'n allen naar de douches reden (toch een vijftal minuten autorijden van de camping af, vanwege de geuren), een vlug maal klaarmaakten en ons rond het kampvuur schikten.


Die nacht werd het 'nadeel' van de bossige omgeving geopenbaard. Zittend rond het kampvuur begonnen al snel geluiden op te klinken. Eerst meenden we dat we ons maar iets verbeeldden, maar al snel beseften we dat we wel degelijk juist waren: wolvengehuil. Ze klonken ver weg, maar met het bos overal om je heen kost het weinig moeite om je verbeelding op hol te laten slaan. Met z'n achten waren we er nogal gerust op, maar het beloofde een spannende uitstap te worden voor wie 's nachts naar toilet moest!

Dag 13 (14 september 2010)
Even controleren of iedereen nog bij leven en welzijn was: jep, niemand door de wolven verslonden. Buiten was het steenkoud, wolkjes ontsnapten aan onze mond. Ontbijten deden we niettemin aan de tafel buiten, met bloedhete thee om ons van binnenuit te verwarmen. Na het ontbijt opnieuw de auto in, en op naar het westen. Op het programma stond een tweede dag vol geiserplezier!

Tijdens het rijden werd het al snel weer behaaglijk warm, en laag voor laag pelden we ons uit de ontbijtkleren. Onze eerste stop was Old Faithful, een joekel van een geiser die bovendien (hoewel niet de meest indrukwekkende) de meest betrouwbare was: op tien minuten nauwkeurig! Om de geiser was een heel complex van gebouwen opgetrokken, allemaal in donkergeteerd hout opgetrokken: een reusachtige lodge, een museum, een bezoekerscentrum, een toeristische winkel, een infobalie,... We zochten meteen de volgende uitbarstingstijd van Old Faithful op, en zwierven vervolgens een beetje rond door het museum. Toen het zo ongeveer tijd was placeerden we ons op de zitbankjes rond de geiser (ohja, zitbankjes... in amfitheatervorm) en hielden onze camera's in de aanslag. Met bijna atomische precisie schoot de geiser in gang. Uit wat eerst slechts een rookgat was geweest begon plots water op te borrelen, en vervolgens te spuiten. Jammer genoeg was er ook heel wat stoomontwikkeling, zodat veel van de fontein gloeiend heet water onzichtbaar bleef, maar het gebulder en de torenhoge kolom water en stoom waren niettemin indrukwekkend.


Na de uitbarsting deden we een rondwandeling langs de talloze andere geisers in dat deel van het gebied (Upper Geyser Basin), en liepen bijna pardoes in een kudde bizons. De park rangers waren vlakbij om de boel in de gaten te houden. Onder hun vakkundige zorg hielden we een uitgebreide staar- en fotosessie, veilig vanop een afstandje. De beesten leken zich er niets van aan te trekken. Met hun reusachtige lijf stampten ze loom door het gras, kauwend en herkauwend. Nu en dan liet het dominante mannetje wat dreigend gebrom horen, maar verder geen gevaar.

Ook andere dieren waren uitbundig aanwezig: pika's (kleine knaagdieren), raven (ontzettend grote beesten, zo blijkt), visarenden (of osprey in het Engels). We zagen zelfs een osprey die met zijn prooi, een vette vis, kwam pronken, tot een raaf op de proppen kwam en probeerde hem de vis afhandig te maken.

Die middag aten we op een picknickplek in het bos, waar het vol zat met blauwgrijze vogels, pika's en een zorgeloos hert dat wat tussen de bomen stond te knabbelen. 's Namiddags trokken we noordelijk naar het Midway Geyser Basin, waar ook de fenomenale Grand Prismatic Spring te zien was. Alleen, van waar wij stonden zag dat ding er allesbehalve Grand uit: weinig meer dan een stomende waterput met vaag wat oranje en azuur.


Een eind verderop rees echter een heuvel uit het landschap op, waar we mits wat moeite en verbeelding mensen op zagen staan. We besloten die plek op te zoeken, en het daar nog eens te proberen. Niet al te ver van de heuvel begon een wandelroute, en vlakbij lag een parking waar we de auto's achterlieten. We liepen het pad op tot onder de heuvel, en daar zagen we sporen dat hij zo nu en dan wel degelijk beklommen werd. Een korte maar stevige klim tussen de bomen op de grindhelling bracht ons naar de top (waar een drietal Denen stond te turen door hun gigantische lenzen), en toen ontvouwde zich het landschap zoals je dat alleen in dromen kan zien: ver beneden ons strekte zich een steenvlakte uit, grijs en dor, met aan de overkant de volgende heuvelrug. Hier en daar wat iel geboomte. Maar temidden van dat alles lag de Grand Prismatic Spring, een diepblauw-verglijdend-naar-turkoois oog van wel veertig meter breed, met er omheen een krans van vlammend oranje en diep, warm rood. Stoom sloeg van de onmogelijke waterbron op, maar een gunstige wind blies die weg van de heuvel, zodat we een ongehinderd uitzicht hadden. Langs de Spring liep een houten looppad waar we zelf eerder hadden gestaan, maar in vergelijking met de Spring was het nietig, en de mensen erop (kuchend in de zwaveldamp) al helemaal. Wij daarentegen hadden het volle zicht, en we hadden er zelf voor geklommen ook, in plaats van zomaar de gebaande paden te volgen.


Na het beeld van de Spring in ons opgedronken te hebben, daalden we terug af, en zetten we onze weg voort naar het Lower Geyser Basin, waar de voornaamste activiteit bestond uit borrelende, sissende, fluitende poelen van grijswitte modder, opnieuw overgoten met een boeket van zwaveldampen: zogeheten paint pots. Hoewel oneindig minder spectaculair dan de Grand Prismatic Spring, was het nog steeds heel boeiend om te zien. Het doet wat om te beseffen dat onder je voeten de vulkaan nog steeds in ziedende hitte ligt te kolken, en dat al deze activiteiten slechts een fractie weergeven van de totale macht van die vulkaan, mocht hij ooit uitbarsten.


Na deze uitstap klommen we terug de wagens in, moe en ontzettend voldaan, en reden we gezwind terug naar onze camping in Grant Village. 's Avonds opnieuw een kort maal aan de tafel buitentafel, dat door wat flauw gemiezer bruut werd verstoord. Sommigen hielden het nog lang vol in de kil wordende buitenlucht, maar toen het uiteindelijk opnieuw begon te druppelen, kropen we toch maar moe de tentjes in.

Dag 14 (15 september 2010)
Gadver wat was het vanochtend weer vroeg! We zijn immers lang voor dag en dauw opgestaan, zodat we nog voor zonsopgang in Hayden Valley stonden. Die plek staat namelijk bekend voor de grote hoeveelheden wilde dieren die er passeren, maar wel alleen rond de zonsopgang. Om daar te geraken, moet je bovendien eerst driekwartier rijden (ik zei het al, Yellowstone is bespottelijk groot), dus je kan al raden hoe vroeg we uit de veren kwamen.

En uiteraard, we hadden brute pech. Door de regen van de vorige avond was al dat vocht neergeslagen, en dat moest er natuurlijk eerst uit in de vorm van mist. Wij de tocht aangevat in de hoop dat er tegen onze aankomst in Hayden Valley wel wat te zien zou zijn, maar helaas: bij aankomst in Fishing Bridge (het beginpunt van de vallei) was het nog net zo'n erwtensoep als toen we vertrokken op de camping. In plaats van beestjes aan alle kanten, zagen we uitsluitend de baan recht voor ons, en dan nog niet al te ver ook. We stopten een aantal keer in de hoop buiten de auto toch een iets beter zicht te hebben, maar behalve op één welbepaalde plek, waar we zo nu en dan een soort laag gesnuif hoorden opstijgen uit de mist, vingen we niets op. We ontbeten zelfs in de stervenskoude langs de weg in de hoop dat het daarna beter zou gaan, maar zelfs toen we tenslotte verderreden was er weinig of niets veranderd: overal het witte niets om ons heen.


Aan het eind van de vallei, zo'n 16 mijl (26 km) noordelijker in Canyon Village, stopten we in een tankstation waar we onszelf terug wat warmte ingoten met een gloeiendhete kaskeskoffie (ikzelf sloeg erin om op een of andere manier cappuccino te tappen terwijl ik warm water wou...), waarna we de auto's reorganiseerden, zodat er in de onze twee extra zitjes rechtgezet zouden kunnen worden.
Want! Vandaag zouden we (na optrekken van de mist) een dagtocht gaan doen! De meesten van ons hadden besloten een wandeling te maken door Pelican Valley, waar ons was gezegd dat we er allerhande dieren zouden kunnen 'bezichtigen', maar Daniel en Willy hadden gekozen voor het steviger wandelwerk langsheen een naar verluidt prachtige canyon met twee joekels van watervallen. Ik zal maar al meteen toegeven dat ik liever ook met hen was meegegaan als mijn knie niet zo de janet had uitgehangen. Verstandigheidshalve (is dat een woord?) had ik dus toch maar voor Pelican gekozen, en dat is nog goed uitgedraaid ook! Terwijl Willy en Daniel geplaagd werden door tegenslag (afgesloten wegen and the like), begon het voor ons al meteen na de splitsing goed!

Nog terwijl we op de parking van het tankstation stonden, hadden we gezien hoe de mist eindelijk was beginnen oplossen, waarna een stralend ochtendzonnetje was gaan branden. We reden met de auto terug naar het zuiden (Pelican Valley begon namelijk aan de oever van het Yellowstone Lake, net als Fishing Bridge, zodat we helemaal Hayden Valley weer door moesten). En ook daar bleek op plaatsen de mist al helemaal te zijn weggebrand door de zon. Het begon met een joekel van een bizon, die op de helling rechts van de weg lag na te genieten van zijn (ongetwijfeld mistige) ontbijt. Wij enthousiast foto's aan het trekken, iets wat we ongetwijfeld niet hadden gedaan als we hadden geweten wat er iets later zou komen. Want toen we terug verder reden, kwamen we bij een groot 'balkon' terecht dat links over een grote vallei uitkeek, waar volgens een aantal andere ochtendlijke enthousiastelingen in de verte een wolf te zien was (helaas te ver voor onze lenzen) en iets dichterbij een (volgens een Amerikaanse toeriste veel te luie) bizon.


We vertrokken al snel weer, want we verwachtten meer dan dat. Een eindje verder weken de beide flanken plots uiteen, en opeens opende zich een dal voor ons met een glooiende bodem, begroeid van flank tot flank met wuivend geel gras. En opeens zagen we ze, rechts: een kudde bizons van wel veertig, vijftig dieren! En jeezes, links achter ons ook, op de oever van de rivier! Een andere kudde! Uitstappen en gapen maar! En daar, heel ver voor ons links, naast dat bosje bomen! Nóg een kudde! En we waren nog niet goed bekomen toen plots van rechtsachter een gedaver opklonk, toen van over de heuvel plots een vierde kudde bizons kwam aangedraven! Op een paar minuten tijd waren we omringd door meer dan honderd van die reusachtige beesten. Sommigen draafden lustig door het grasland, de meesten stonden rustige te grazen, te drinken of te herkauwen.
En je moet niet denken dat ze veel verstand hadden van verkeersregels: als die beesten besluiten dat het gras aan de overkant wat groener is (of geler), dan steken ze zonder pardon de weg over. Als de automobilisten dan op de rem moeten gaan staan, met files tot gevolg, is dat hoegenaamd niet hun probleem. En die gekke mensen in hun blikkendozen dan maar foto's trekken! Soms kwam een bizon zo dicht bij je wagen dat je zijn haren kon tellen. Bepaalde Amerikaanse toeristen stapten zelfs uit om hen van vlakbij te gaan fotograferen zonder glas ertussen, iets waar je nochtans langs alle kanten voor wordt gewaarschuwd wegens het onvoorspelbare gedrag van die dieren.


Heel onze trip doorheen Hayden Valley kwamen we nog bizons tegen, sommige in kuddes en andere alleen. Verschillende malen was er ook even file. Uiteindelijk kwamen we echter toch in Fishing Bridge terecht, waar we links afsloegen, een poosje langs het meer naar het oosten reden en tenslotte de auto parkeerden op een parking in een bosje.

De wandeling doorheen Pelican Valley werd aangegeven met een groot informatiebord, waarop ondermeer stond dat je enkel tussen 9:00 a.m. en 7:00 p.m., en enkel in groepen van vier of meer dit deel van het park in mocht, vanwege de gevaarlijke dieren: grizzly's, zwarte beren, wolven, maar ook herbivoren als elanden en bizons. En allerlei tips en regelgevingen ivm ontmoetingen met beren. De wandeling zelf begon door een heide-achtig grasland (met uiteraard geel gras), dompelde ons vervolgens onder in een jong naaldbos (de verkoolde stammen van oudere exemplaren staken nog boven de jonge pijnboompjes uit), en spuwde ons tenslotte uitop de wuivende prairie waar we het meeste van de verdere dag doorbrachten. Tijdens de wandeling zagen niet meer zoveel bizons als eerder die dag, maar hier waren ze zo mogelijk nog indrukwekkender, omdat we nu eenmaal verder van de beschaving waren. Het voelde nog meer alsof wij ons in hun wereld bevonden ipv andersom. Vaak zagen we hen slechts als bruinzwarte silhouetten in de verte, maar een paar bizons waren nabij genoeg om ons toch enige zorgen over te maken.
Zo was er het beest dat in volle glorie stond te grazen op de oever van Pelican River, op de plaats waar wij er langs moesten. Oorspronkelijk was ons plan geweest om daar rechtdoor te gaan, een grote lus door de prairie af te leggen en langs het brugje vlakbij de rivier over te steken om zo terug te keren. Maar de bizon versperde ons behoorlijk de weg, en bovendien hield het twee-voeten-brede pad hier zowat op te bestaan. We moesten dus het water over, maar ook daar school een probleem: van het brugje schoot nog slechts een eilandje wrakhout over, middenin de ondiepe rivier. Sommigen besloten dus blootsvoets over te steken, anderen zochten een pad waar de rivier ondiep genoeg was om met bergschoenen aan te passeren. Ikzelf sloeg erin een redelijk ondiep pad te vinden, dat evenwel rakelings langs de plek van de bizon kwam. Enkele spannende minuten later stonden we uiteindelijk op de rechteroever, waar het pad wel degelijk verder liep, golvend tussen heuvels van geel gras en over klaterende, opmerkelijk diepe beekjes.


Die middag aten we onze lunch in de schaduw van een paar bomen, een eindje de heuvels in en een paar minuten van het pad. Op het pad zelf was namelijk nergens schaduw te vinden. Tijdens de klim naar ons lunchplekje vonden we in het gras een aangekloven bekken met nog wat wervels eraan, en een eindje verder een verbleekte schedel. De bomen waartussen we verkoeling zochten, vertoonden duidelijk de sporen van een uitbundige krab- of geweischuurpartij, maar er waren geen andere dieren te bekennen dan hier en daar een pika.
Uiteindelijk besloten we na de lunch terug te keren langs hetzelfde pad dat we hierheen hadden gevolgd: het was al vrij laat op de middag en we hadden nog maar een derde van ons pad afgelegd, ongetwijfeld doordat we in Hayden Valley zo lang hadden getreuzeld. De raadgeving indachtig dat je maar beter niet na 7:00 p.m. in deze vallei kon zijn, leek het ons plots niet zo'n briljant idee meer om de lus te vervolledigen. Wij dus terug op onze schreden, en na een uurtje of twee kwamen we weer bij het bruggetje. En wat denk je? Staat die dwaze bizon toch wel óp mijn veilige oversteekplek water te slurpen! Argh! Moest ik dus op zoek naar een nieuwe oversteekplek! Uiteindelijk, na veel vieren, vijven, zessen en nog wat van dat cijferspul vond ik een relatief veilige route vlakbij het bruggetje, enkel oversteekbaar door steunend op een stok op je tenen over de kiezels te glibberen. Maar: ik kwam tenminste op de andere oever zonder natte voeten. Ik wierp nog een boze blik op de bizon, maar hij leek niet onder de indruk.
De rest van de terugtocht verliep incidentloos, op één akkefietje na. We waren al een paar keer langs een grazende bizon gekomen (langs in de betekenis van 'in een wijde boog er omheen'), maar zonder veel reactie. Tot we op een bepaald moment oog in oog kwamen te staan met een exemplaar dat wat vuriger bleek dan gemiddeld. Het beest zag ons en begon nies-achtig te snuiven, en even later te grom-brullen terwijl het dreigend op ons afkwam. Onnodig te melden dat je niet meteen in je nopjes bent als zo'n kolos op je af komt stomen. Als de weerlicht stonden al mijn wandelcompagnons plots achter me, ongetwijfeld omdat ik degene was met een stok. Stond ik daar, oog in oog met dat beest. Maar plots klonk van links een soortgelijk snuifnies, gevolgd door een soortgelijk gegrom: een tweede bizon, die op de roep van de eerste reageerde. Dreigend liepen ze op elkaar af. Wij natuurlijk heeeel stilletjes blijven staan tot ze ver genoeg van ons waren, zodat we ons bescheiden konden terugtrekken van het strijdtoneel. En toen klonk achter ons een derde bizon die van zich liet horen! Allerlei varianten op 'tussen hamer en aambeeld' doemden voor mijn geestesoog op. Tijd om als de weerlicht te vertrekken dus. We maakten haastig maar voorzichtig een omtrekkende beweging om de dichtstbijzijnde bizon maakten. We zagen nog net hoe de eerste twee met de koppen tegen elkaar begonnen te beuken, maar besloten toen wijselijk dat we daar maar beter geen te nabije getuige van konden zijn. Tijd om verder te wandelen.
Met Daniel en Willy hadden we afgesproken om 18:00 aan het bezoekerscentrum van Fishing Bridge. Wijzelf kwamen er al toe om pakweg 17:00, en bleven toen dus nog een tijdje in de toeristenshop rondneuzen (waar we Kristien ervan wisten te overtuigen toch maar twee bruine, en geen zwarte beer te kopen!).


We brachten een kort bezoek aan het (nogal schamele) visitor center zelf, maar van de twee canyonwalkers geen spoor. Tegen 18:00 dan maar vertrokken, en toen we zo'n drie kwartier later op de camping kwamen... Bleken die twee tiesten daar al van 17:00 te zijn! Blijkbaar hadden ze last gehad van afgesloten wegen etc, waardoor hun dag heel wat korter was uitgevallen dan gepland. Niet getreurd echter, de groep was weer volledig, we zorgden dat er wat lekkers eten op tafel kwam en stookten een aangenaam vuurtje, en nadat het eten verslonden en het vuur gedoofd was geraakt, kropen we opnieuw moe en voldaan het bed in.

Dag 15 (16 september 2010)
De laatste volle dag van de reis! Jakkes wat gaat de tijd snel als je je amuseert. Deze keer op een ietwat normaler uur opgestaan, rustig ontbeten in de ochtendkilte en hup, de wagens in voor een dagje toeren à l'Amércaine. Eerst en vooral trokken we weer Hayden Valley door, waar de dierenstromen veel minder indrukwekkend waren dan de vorige dag, en zo verder naar het noorden om de watervallen te gaan bezichtigen die Daniel en Willy de vorige dag hadden gezien. Zeer indrukwekkende dingen allebei! Water dat zich met duizenden liters tegelijkertijd de diepte in stort, waardoor onderin de kloof zo'n mist ontstaat dat er een eeuwige regenboog over de kloof gespannen lijkt te staan. Verschillende viewpoints bezocht, waaronder eentje vlakbij de plek waar de rivier plots besluit verticaal te gaan stromen: rechts een mooie, rustige wateroppervlakte, links de mistige leegte, gevuld met donderend geraas. Uiteraard zijn zo'n viewpoints kweekplaatsen van toeristen, van zowat elke genestock ter wereld, maar als je daar even naast kijkt, is het indrukwekkend genoeg.


's Middags lunchten we op een picknickplek tussen de bomen, niet ver van een groot (geel) grasveld, waar we na het eten nog een poosje met de boemerang hebben zitten spelen (en het ding wel duust keer net-niet-permanent kwijt zijn geraakt). 's Namiddags verder naar het noorden getrokken, naar Mammoth Springs, waar naar verluidt prachtige kalkterrassen lagen.


Helaas, driewerf helaas bleken de kalkterrassen bij aankomst bijna allemaal droog te staan. Gevolg: een overdaad aan toeristen op houten wandelpaden, in een gebied zo dood als de spreekwoordelijke pielewuiter. Onze verste noordelijke uitstap bleek meteen ook onze grootste ontgoocheling van de reis (maar niet getreurd, we zijn erin geslaagd de totale depressie op afstand te houden door ons in het dorpje in het dal een dikke krijmglas te gaan halen).


Nadien zijn we nog een wandeling gaan doen langs een veld vol geisers en pruttelputten (Norris Geyser Basin). Hier opnieuw een mooie aaneenschakeling van vergezichten en energieke geisers.


Onze laatste avond in Yellowstone vierden we met een simpel maal maar een heerlijk knappend vuur, onder de blote sterrenhemel met de naaldbomen heel teder om ons heen gebogen. We praatten nog lang na, ieder van ons beseffend dat het einde van de reis onverhoeds heel dichtbij was gekomen. Uiteindelijk gingen we weer slapen, goed op tijd, zodat we de volgende ochtend nog een laatste maal op safari konden gaan.

Dag 16 (17 september 2010)
Zonder ook maar iets in te pakken togen we op weg naar de noordoever van het Yellostone Lake, naar de plek waar Pelican Creek zich kronkelend in het meer wierp. De zon was nog druk bezig met opkomen toen we langs het meer reden, maar van mist was vandaag geen sprake.


Bij aankomst bleken er al een paar andere natuurminnenden te staan, de meesten stukken beter uitgerust dan wij: joekels van verrekijkers, monsters van telelenzen. We moesten zo'n beetje op hun uitroepen wachten voor we iets zagen: "look! I can see a wolf! Over there, do you see 'im?" en ja hoor, daar zagen we inderdaad een zwart stipje door het gras jagen. We zagen er zelfs meerdere! Sommigen zagen zelfs heel even een zwarte beer met twee jongen, maar die is me helemaal ontsnapt. Kleumend in de ochtendkou (geen wolkendek) stonden we in de verte te turen toen opeens een Amerikaan in een rode pickup kwam aanzetten en door het raampje schreeuwde: "we saw a bear! Just minutes from here, in that direction!" Verschillende dierenspotters doken hun wagen in, wij ook (behalve Francis, die net was begonnen water te koken om onze stijve vingers wat te doen smelten) en raasden er opaf.
Uiteraard was de vogel (enfin, de beer) allang gevlogen toen we aankwamen, maar de natuur had het toetje voor ons overgelaten: een kleine kudde elk, met een prachtig mannetje op kop. De camera's schoten tevoorschijn en klikten tegen duust in 't uur.


Naderhand trokken we terug naar waar Francis het water intussen geduldig had doen koken, tapten ons een tas thee of koffie en trokken terug naar de camping voor ontbijt. En toen kwam het moment van de afbraak. We hadden het lang genoeg uitgesteld, en niemand deed het met volle goesting, maar het was niet langer te stoppen: de tenten moesten worden afgebroken. Nog tijdens het opkramen kwam de fauna echter nog een laatste groet brengen: een joekel van een elk wandelde doodgemoedereerd de camping op en bleef daar een tijdje rustig staan kauwen.


We kozen voor de lange rit uit Yellowstone: naar het noorden tot in Madison en vervolgens het westen, en zo het park uit en zuidwaarts naar Salt Lake City. Net voor de rand van het park kwamen we nog een laatste bijzondere bewoner tegen: een Amerikaanse zeearend, embleem van de US of A. Alsof zelfs de States ons al aan het uitzwaaien waren.


De rit zuidwaarts is weinig vernoemenswaardig. We stopten in Pocatello, ondat daar volgens de gps een deftige shoppingmall was voor onze aankopen, maar belandden in een soort grauwe Euroshop. Iemand wees ons de weg naar een échte mall (Fred Meyer heette-ie) en daar deden we inderdaad een koopje of twee, drie. Verder dan maar naar Salt Lake City, waar we na zonsondergang arriveerden. We verdeelden onze spullen over twee kamers en trokken vervolgens naar de Taco Bell voor ons avondmaal: een laatste uitstap naar de ranzige zelfkant van de Amerikaanse voedselindustrie (ofwel: het smaakte genoeglijk smerig).
Die avond deden we er bijzonder lang over voor we uiteindelijk in slaap vielen. We zaten nog een hele tijd na te kletsen op de kamer, vers gedoucht en fris. Terwijl ik onder de douche stond, legden de anderen de laatste hand aan het verjaardagsgedichtje voor Kristien, daarna hielden we een soortement spontane nabespreking van de reis. Gemeenschappelijke factor was dat iedereen zich geweldig had geamuseerd. Vooral opvallend was hoe goed de groep overeenkwam! Voor mij leek dat geeneens zo bijzonder (Jokermaagd als ik was), maar te horen aan de reacties van de anderen hadden we wel degelijk heel veel geluk gehad.

Dag 17 (18 september 2010)
Vroeg opgestaan vandaag, en meteen de auto's beginnen uitmesten: alle spullen terug verdeeld over ons achten, en weggestopt waar de douane er geen probleem mee zou hebben. Vervolgens meteen naar de luchthaven van Salt Lake City getrokken. Daar zou om 10:50 reeds onze korte vlucht naar Chicago vertrekken, dus moesten we er al vroeg zijn. De wagens werden afgezet in de garage van het verhuurbedrijf (feitelijk een grote garage waar je auto's van alle verschillende bedrijven kan afzetten), en daarna te voet verder.

De check-in in Salt Lake City verliep verbazend vlot en casual. Geen ellenlange wachtrijen, geen vreselijk diepgaand interview. Uiteraard moesten weer schoenen, riemen, brillen, ringen en meer uitgespeeld worden, maar aangezien we weggingen ipv het land binnen kwamen, leken ze niet zo streng te zijn. Zelfs Francis werd niet onderworpen aan het onkoosjere onderzoek. Alleen Bas. Hij moest zijn frapuccino afgeven.
Voorbij de check-in sprokkelden we ons ontbijt samen uit de verschillende kitschy winkeltjes en stalletjes. Daarna werd het stilletjesaan tijd om te boarden, gevolgd door de "korte" vlucht.
In Chicago kwamen we aan om 14:55 (13:55 Salt Lake City-tijd), dus een mooi uur voor de lunch. Vervolgens opnieuw check-in voor de lange vlucht, die om 16:45 locale tijd vertrok.

Belangrijk om hier te melden is dat Kristien die dag jarig was. Al sinds die morgen hadden we haar verjaardag met opzet genegeerd, tot groot onbegrip van haar kant, maar ze was te beleefd om er iets van te zeggen. Maar nu, tijdens de lange vlucht, konden we eindelijk onze wensen de vrije loop laten. Daniel zorgde ervoor dat ze werd afgeroepen over de intercom, en allemaal samen gaven we haar het kadootje dat we voor haar hadden geprepareerd: een levensechte zwarte beer inclusief fotoshoot! En kaartje! Én gedichtje, dat door Daniel werd voorgelezen! Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik dénk dat ze het wel tof vond.
De rest van de vlucht jah... Saaiheid, kilte en ergernis zeker? We vlogen tegen de zon in, waardoor we op vier uur tijd maar liefst twee keer de terminator (niet Schwarzenegger) zagen passeren: een keer in de vorm van een oranjerode zonsondergang boven de oceaan, de volgende keer vlak voor we landden in Brussel om 7:50 plaatselijke tijd (23:50 Salt Lake City-tijd!!), als een sprankelende bovenwolkse zonsopgang. Niet veel later zette de piloot de daling in, en doken we laag voor laag de grauwe wolken in. Het voelde alsof we met elke flard mist die langsrafelde een deel van Amerika achterlieten, alsof we reep na reep ontdaan werden van de glans die ons tweeënhalve week had gevolgd. Steeds dieper zakte het vliegtuig, tussen wolkenbanken en franjes mist door, tot we tenslotte met een gedempte bons op de tarmac landden. Weer helemaal Belg in hart en nieren.

Het was zondagochtend. Over heel het land lag een dikke pak wolken, waar hier en daar wat gemiezer uit viel. Menig burger zat op dit eigenste moment aan de ontbijttafel een koffietje te drinken, met de krant voor zich op tafel. Maar niet wij. Wij zeulden onze pakken van de band en hesen ze op onze rug, nog steeds, net als tijdens de reis, bereid om ermee de wereld rond te sjezen, als het maar in dit gezelschap was. Niemand leek afscheid te willen nemen. De laatste illusie van reis en vakantie was plots te kostbaar geworden. Een hele vlucht hadden we verlangd naar de aankomst, maar nu wilden we alleen maar terug. Op naar de volgende etappe.
Het is niet gezegd die morgen, die druilerige zondagmorgen bij de bagageband, in het vuilwitte licht van de aankomsthal, maar dat zo'n etappe er zal komen, is duidelijk genoeg. Volgend jaar. Beloofd.

Maar eerst tijd voor koffie en de krant.

De nasleep
Argh. Wat doet een jetlag toch vreselijke dingen met je lijf! Je wéét dat het ochtend is, maar je hele knokencollectie kreunt je toe in bed te kruipen, omdat het diep in de nacht is! Je wil honderduit vertellen, foto's tonen en delen, bewerken en nog meer vertellen. Die jetlag mag dus de boom in.
Binnenkort komen we weer samen, de Jokergroep. Vast nog steeds vol enthousiasme. Ik kijk er al naar uit om al die schitterende mensen terug te zien. Om weer als in the good ol' days schaamteloos te kunnen rakketakken, roefelen en broebelbroebelbroebelbroebelbroebelen. Wie daar niets van snapt? Jammer. Je had er maar bij moeten zijn.

Over en uit, reisdagboek. Tot de volgende Jokerreis.