29 oktober 2018

Stuntelen naar Kyoto


29 oktober 2018 

13:26 Japanse tijd (05:26 Belgische tijd)

Ik zit aan een hoge tafel tegen een blinde muur, met om me heen het gemurmel van een rusteloze mensenmassa, nu en dan onderbroken door hoogstemmige, geforceerd vrolijke Japanse aankondigingen. Ik zit hier maar met één doel, en dat is mijn telefoon bijladen. Ik ben bijna op bestemming, maar net die laatste sprong kan ik alleen na nog een vlugge blik op mijn kaart, en die heb ik uiteraard in het geheugen van mijn telefoon zitten. 

Je weet wel, dat ding waarmee ik de hele vlucht foto's heb genomen en GPS-locaties heb zitten opvragen. Van dat batterij-vretende gedoe. Jep, ik ben niet van de slimste. 

Maar goed. Terwijl mijn telefoon véél te langzaam wat oplaadt, vertel ik jullie alvast hoe ik hier ben terechtgekomen. Mijn vorige blogpost eindigde halfweg de vlucht tussen Helsinki en Nagoya, en daar pik ik graag in. Ik vertelde hoe het Siberische landschap plaatsmaakte voor de Mongoolse hoogvlakte, dan het Yangebergte, en vervolgens de stoffige kustvlakte waar China's megasteden liggen. Die hele tijd ging de zon zich te buiten aan een spectaculaire zonsopkomst. Het vliegtuig maakte een zwierende bocht naar het zuiden, een poos later gevolgd door een naar het oosten, zodanig dat we nét niet boven Noord-Koreaans grondgebied zouden vliegen. We suisden in plaats daarvan over de bergen en bossen van noordelijk Zuid-Korea, en zo in één vlotte beweging tot bij de Japanse Zee. De naam zegt het al, Japan was niet ver meer nu. Eilandjes begonnen te verschijnen, en plots doemde daar de landmassa op waar ik de komende dagen door zou brengen. Het vliegtuig maakte een bocht, stak de eilandketen in de breedte over, maakte een enorme, wervelende spiraal boven de Baai van Ise en landde met een amper voelbare bons op het tarmac van Chubu Centrair International Airport, een kunstmatig eiland speciaal voor dit doel gebouwd. 

Eenmaal geland volgde als vanouds de typische rompslomp: lange rijen, automaten met vingerafdrukscanners, camera's, norse beambten. Vervolgens een stempel, en ik mocht door naar de ruimte met de bagagebanden. Daar hoefde ik amper te wachten eer mijn eigen koffer verscheen, en met verse moed (en amper moe) trok ik naar het treinstation van de luchthaven, want ik was nog niet op bestemming! Alleen was dat makkelijker gezegd dan gedaan, want plots waren de bordjes om me heen allemaal in dat betoverende maar helaas volstrekt onleesbare Japanse schrift. Hier en daar stond in kleine lettertjes gelukkig nog Engels ook, maar het duurde toch een hele poos eer ik begreep dat ik mijn tickets moest kopen in iets dat eruit zag als een reisbureautje vol flitsende tv-schermen en zeemzoete posters van berglandschappen, prachtig gesitueerd in een verder volslagen uitgestorven gang. De dame achter de balie vertelde me de prijs in Japanse yen, en ik dacht slim te zijn door gauw even mijn telefoon eruit te wippen en mijn yen-naar-euro-omzetter te gebruiken. Maar wat zag ik? Batterij dood! 

Een korte (en hopelijk goed gecamoufleerde) paniekaanval later tikte ik glimlachend mijn code in en kreeg ik mijn tickets in de hand gedrukt, samen met een zeer schemerige omschrijving van mijn traject. "Next train leave in 3 minute!" wist de dame me nog te zeggen, waarop ik het met koffer en al op een rennen zette. Ik kwam bij een rij nieuwe automaten, sukkelde wat met dat minuscule ticketje voor mijn eerste rit, en wist nog net voor het sluiten van de deuren op de trein naar Nagoya te springen. Oef! 

Op de trein werd pas goed duidelijk hoe onvoorbereid mijn informatieverslaafde brein was op de plotse afwezigheid van mijn telefoon: geen podcast, geen spelletjes, geen e-book. Geen Google Maps ook om te controleren wanneer ik op bestemming was. Ik bepaalde me dus tot uit het raam staren, en met gespitste oren naar de Japanse aankondigingen van de stations te luisteren. Een mens wordt warrig op zo'n momenten. Op gegeven ogenblik schoot het zweet me op het voorhoofd bij de gedachte dat "Nagoya" in het Japans wel eens helemaal niet "Nagoya" hoefde te heten. Tenslotte zeggen de Chinezen ook niet "Peking". Hoe moest ik dan weten waar ik moest afstappen?

Gelukkig zijn de Japanners iets consequenter, want 44 minuten na mijn vertrek zette ik voet aan de grond op het perron van Nagoya, precies op het uur dat de tabellen hadden aangegeven. Maar nu kwam de volgende horde natuurlijk. Bleek dat er in Nagoya verschillende stations zijn, die allemaal vlakbij elkaar liggen, en dat ik dus dit station (Meitetsu Nagoya) moest verlaten, een straat oversteken om meteen het veel grotere station (simpelweg Nagoya geheten) binnen te stappen. Mits wat vragen en op taalbarrières botsen vond ik uiteindelijk waar ik moest zijn. Ik vond zelfs het verbazend smalle gangetje naar de sporen van de Shinkansen (de "kogeltrein" die de hele eilandketen van noord naar zuid verbindt), stopte mijn ticket in de juiste automaat en rende het vuur uit mijn sloffen omdat ik plots een Engelstalige stem hoorde aankondigen: "train to Tokyo leaving in three minutes from platform 16". Ik holde een roltrap op, wurmde me langs wat verbouwereerd kijkende Japanners, ploeterde over het perron, zag al een stationsbeambte met een bordje zwaaien en stond op het punt om de trein om te springen toen ik een ingeving kreeg: mijn bestemming was Kyoto. Dit was de trein naar Tokyo, helemaal de verkeerde richting uit. ik kwam slippend tot stilstand en zette me met schaamrood op de wangen aan de kant, zodat de Japanners die ik zonet omver had gekegeld met beleefde onverschilligheid aan boord konden gaan. De deuren sloten, de trein zoemde, en met nauwelijks enige trilling zoefde hij weg. De laatste wagons die langskwamen hadden al een ontzaglijke snelheid.


Nahijgend besloot ik om even de omgeving in me op te nemen. Het station van Nagoya is gigantisch. Een schijnbaar eindeloze reeks sporen ligt naast elkaar, de perrons netjes afgeschermd met muurtjes zodat je niet op de sporen kan vallen. Deurtjes schuiven pas open zodra een trein is aangekomen en volledig stilstaat. Elektronische borden tonen de helft van de tijd alles in het Japans, de andere helft alles in het Engels. Er zijn krantenwinkeltjes, broodjeszaken, koffiebars, en ik zie zelfs een soort mini-superette, allemaal netjes op de perrons, met genoeg ruimte aan weerszijden om kinkel-reizigers als mezelf langs te laten denderen zonder de hele boel te versperren. Het ziet er allemaal heel netjes uit, en heel efficiënt. 

Zodra ik eenmaal op mijn positieven gekomen ben, keer ik terug naar de centrale hal in de onderbuik van het station. Ik kijk op bordjes, lees aankondigingen, en vraag uiteindelijk bevestiging bij een van de vriendelijke dametjes aan de informatiebalie: jawel, de trein naar Kyoto komt eraan. En ja, deze keer is het wel degelijk Kyoto meneer, zegt ze met een oogverblindende glimlach. Ze zullen vast wel vaker zwetende, slaapgedepriveerde reizigers zien passeren. 

De trein naar Kyoto suist door de buitenwijken van Nagoya, danst om rollende heuvelruggen heen, en krijgt pas echt vaart wanneer we het platteland betreden. We knallen al gauw 300 km/u, zonder dat je daar ook maar iets van voelt. Het landschap suist zo snel voorbij dat ik amper mijn aandacht erbij kan houden. Ik voel mijn ogen zwaar worden, maar dit is niet het moment om in slaap te vallen. Ik voel er niets voor om een kwade stationschef een paar honderd kilometer voorbij Kyoto tekst en uitleg te geven, dus pluk ik een boek uit mijn koffer dat ik nog op een laatste ingeving van thuis heb meegegrist, en spits mijn oren bij elke aankondiging. Wanneer we Kyoto naderen zegt een vriendelijke Engelse stem om alvast op te gaan staan, want we houden maar heel even halt. Ik raap mijn spullen bij elkaar, de trein mindert vaart, komt tot stilstand. ik loer toch maar even links en rechts voordat ik het perron op stap, maar dan zie ik een bordje dat "Kyoto Station" zegt. Opgelucht stap ik uit. 

En zo beland ik hier, in een ondergrondse wachtruimte in die kolos die "Kyoto Station" heet, terwijl mijn telefoon eindeloos traag oplaadt. Ik besluit het op te geven. Ik pluk een papiertje uit mijn zak (een kotszakje dat ik van het vliegtuig heb meegenomen), en teken daar mijn hele verdere route op uit. Dan maar analoog!


18:55 Japanse tijd (10:55 Belgische tijd)

Ik ben uitgeput. Op. Leeg. Zo plat als mijn batterij eerder vandaag. Maar nog sta ik mezelf niet toe om in slaap te vallen. Het is nog te vroeg, en ik wil zo snel mogelijk op Japans ritme zitten. Anders sukkel ik de rest van deze trip. 

Oké, wat heb ik de afgelopen uren nog gedaan, hoor ik je zeggen? Wel, ik ben in mijn hotel geraakt! Met behulp van mijn brave kotszakje. Metro naar Shijo Station, dan een paar straatjes, en hop, daar was ik dan. Ik heb me verbaasd over de zeer beperkte kennis van het Engels van zelfs de mensen aan het onthaal, maar ben met veel leute en handen- en voetenwerk alsnog in mijn kamer terechtgekomen. Het management had blijkbaar het gebrekkige Engels van haar medewerkers voorzien, want enig zoeken bracht een geplastificeerd papier aan het licht waarop in zowel Japans als Engels de instructies stonden. Hoe de lift werkt, wat de ontbijt-uren zijn, dat soort dingen. Handig! 

Na wat te hebben geluierd op mijn kamer (en mijn telefoon te hebben opgeladen!) heb ik toch maar weer mijn schoenen aangetrokken, en ben ik de stad in gedoken. Kyoto in de namiddag is gezellig, ondanks de kaarsrechte lanen. Het stratenpatroon mag dan nieuw lijken, het dateert blijkbaar van rond 800 n.C. toen de stad werd opgericht als een geschaalde kopie van de toenmalige Chinese hoofdstad Chang'an. Gevolg is dat de rechte lanen dan ook lekker nauw zijn (zo nauw dat het een poos duurde eer ik wist of ze hier nu links of rechts rijden!), en er overal schattige houten balkonnetjes uitsteken. Kyoto is trouwens een van de weinige steden in Japan die de Tweede Wereldoorlog zonder veel kleerscheuren hebben doorstaan, vandaar al die oude gebouwen. Ik las ergens dat de stad oorspronkelijk bovenaan het lijstje stond om gebombardeerd te worden met de atoombom, en dat ze daar op het nippertje van werd gered omdat de toenmalige Amerikaanse minister van Oorlog er zijn huwelijksreis had doorgebracht. Het zit hem soms in kleine details. Goed nieuws voor Kyoto, minder goed voor Nagasaki, dat als vervanger werd gekozen...

Op een kwartiertje wandelen van mijn hotel ligt Nishiki Market, een wijk met gezellige straatjes die stuk voor stuk overdekt zijn met vrolijk gekleurd glas. Aan weerszijden zitten de straatjes tjokvol winkeltjes, veelal voedsel, en het mag dan ook niet verbazen dat het er een geweldige, gezellige drukte is. Ik zie sushi zo vers dat ze haast nog spartelt, ijskramen waar guitige schoolmeisjes braaf zitten te likken terwijl ze naar passerende schooljongens gluren, bloemenwinkels, stripwinkels (manga!), zelfs een Wendy's. Daar blijf ik ver bij vandaan. Ik vind een winkel met niets dan kristallen en halfedelstenen en loop eventjes verloren, tot ik merk dat ik discreet maar onophoudelijk wordt gevolgd door een in kimono gestoken winkelbediende. Die westerling met zijn diepe zakken zullen ze niet vertrouwen. 


Een beetje beledigd ga ik dan maar weer de straat op, en struikel haast over een grote rode poort, behangen met tientallen zacht gloeiende lantaarns. Het ziet er sprookjesachtig uit. Het blijkt een jinja te zijn, een heilige plek in de oorspronkelijke religie van Japan: shinto. In zo'n shintoschrijn wonen volgens de overlevering kami, heilige wezens die nu eens voorouders, dan weer natuurkrachten voorstellen. Deze is gewijd aan Sugawara no Michizane, een oude wijze die hier ligt opgebaard. Men gelooft dat ouwe Suga koeien als boodschappers gebruikt, en daarom vind je er dan ook een mooi bronzen beeld van een bijzonder alert kijkende koe. Voor het grootste gebouw hangt een dik, stevig touw omlaag – bovenaan hangt een zware steen bijna tegen een logge bel aan. Als je hard genoeg met het touw schudt, kan je zo de bel doen klinken. Dat mag wel pas nadat je een muntje hebt geofferd. Er hangt een muur vol kleine houten plankjes waar bezoekers hun wensen op neer hebben geschreven, zomaar in om het even welke taal. Ouwe Suga spreekt ze tenslotte allemaal. Links en rechts van het touw staan kleine, kleingeldbediende kastjes waar een miniatuurmonnik bij een druk op de knop speciaal voor jou aan het bidden slaat.

Oké, goed, ik omschrijf het een beetje onnozel. Maar dat is vooral omdat ik me geen blijf weet met mijn verwondering, en mijn onbegrip. Deze hele plek is heel mysterieus voor me, en aan de ene kant word ik daar nogal lacherig van, maar zelfs ik kan niet ontkennen dat er magie hangt. Het is er heel stil, mensen zijn heel sereen, en ik voel dat ik ondanks alles meegezogen wordt. Het is maar een klein schrijn in een drukke stad, maar toch doet het iets. Zelfs met die malle koe en die minimonnik. Misschien is het wel de ingetogenheid van deze plek, en hoe onberispelijk mooi het hier is.


Vijf uur is sluitingstijd, en dat zal ik geweten hebben. Wanneer ik de jinja buiten wandel, blijken de meeste kraampjes en winkeltjes in Nishiki Market pardoes hun deuren gesloten te hebben, anderen zijn druk bezig dat voorbeeld op te volgen. Ik maal er niet om, ik heb het gezien, en was aangenaam verrast. Ik slenter rond tot ik langs een deurtje kom waarachter een keldertrap schuilt. Een menu naast de deur verklaart dat dit een restaurant moet zijn, ook al kan ik er niks van lezen. Ik volg mijn nieuwsgierigheid, daal af, kom in een gemoedelijke ruimte uit waar ik heel welkom word ontvangen. Ik blijk de enige klant te zijn, maar dat weerhoudt me er niet van om een biertje en een gerecht te bestellen, zomaar gebaseerd op de foto's in het menu. En het is nog lekker ook!


Rond half zeven is mijn buikje rond gegeten, en besluit ik om terug te keren naar het hotel. De straatjes zijn plots uitgestorven, maar ik voel me geen moment onveilig. Ik slenter mijn hotel binnen, zwaai eens naar de mensen achter de balie, en zoek mijn kamer op. Ik kijk op mijn klok: amper zeven uur. Nog eventjes, Pieter, maan ik mezelf aan. Kijk nog wat Netflix, maar probeer wakker te blijven. Schrijf misschien al een stukje reisverslag.

En dat doe ik dus.

0 comments:

Een reactie posten

Een opmerking bij deze post? Laat het me weten!