22 augustus 2019

Japan 2019 - etappe 1: Mt Fuji, en een sprankeltje Tokyo


Het vertrek

— 28 juli 2019 —

Het is halfelf stipt op een licht bewolkte zondagochtend wanneer de wagen van mijn schoonouders statig de oprit komt opgedraaid. Ze stappen uit, we openen de voordeur, en we groeten elkaar warm. Kom binnen! Wil je koffie? 

Maar echt veel tijd hebben we niet. Schoonmama en schoonpapa zijn immers niet op visite, ze komen ons oppikken om ons naar de luchthaven te brengen, waar iets na drieën ons vliegtuig vertrekt naar Frankfurt. Tripje naar Duitsland, zal je denken, maar dat is het niet. In Frankfurt springen we namelijk op een tweede, veel groter vliegtuig, een 747, ook wel bekend als Queen of the Skies, die ons helemaal naar Tokyo zal brengen, aan de andere kant van het Euraziatische continent. Jawel, wij trekken naar Japan!

En voor het eerst in ons leven doen we dat met onze dochter Sam, die pas gisteren één jaar is geworden. Dat zal wat worden!


Anders dan gevreesd doet ons kleintje het echter fantastisch. Ze slaapt de hele eerste vlucht, en is ontzettend leuk en ontspannen tijdens de tweede (die liefst elf uur duurt!). We hebben bovendien het geluk dat we een bassinette krijgen, een bedje dat aan het tussenschot wordt bevestigd, zodat kleine Sam niet de hele vlucht op onze schoot moet doorbrengen. Ze krijgt nog twee knuffeldiertjes ook! Lufthansa doet het echt geweldig. En Sam al evenzeer.


Op naar Tokyo!

— 29 juli 2019 —

Rond half één 's middags (Japanse tijd) landt ons vliegtuig op het tarmac van Haneda Airport, een van de luchthavens van de miljoenenstad Tokyo. In een winkeltje in de aankomsthal koop ik me een Japanse data-simkaart voor mijn telefoon, zodat ik tijdens deze reis ons traject kan plannen en dingen kan opzoeken, ook daar waar geen wifi is. Eens die netjes is geïnstalleerd springen we op de monorail, recht naar het hart van Tokyo. 

Tokyo is een krankzinnige stad. En dan bedoel ik niet dat je er gek wordt van de drukte. Japanners zijn heel kalm, zelfs in een overvolle metro kan je een speld horen vallen. Het is de pure omvang van deze stad die je met verstomming slaat. Tokyo telt tussen de 36 en de 39 miljoen inwoners, afhankelijk van hoe je de stad afbakent. Dat is meer dan drie keer de bevolking van heel België, in één stad! Tokyo is dan ook in oppervlak gigantisch: bijna zo groot als Vlaanderen. Een autoritje van de ene naar de andere stadsrand duurt al gauw een paar uur, als het verkeer meezit. Ik zou het niet willen proberen tijdens de avondspits. 

Maar rijden in Japan willen we wel! En daarom stappen we dan ook met heel onze bagage van de monorail in station Hamamatsucho, nog kilometers bij ons hotel vandaan. We slepen onze koffers door de bloedhete stad naar een kantoortje in een stille zijstraat, waar de Japan Automobile Federation is gevestigd, kortweg JAF. Hier laten we onze rijbewijzen kopiëren zodat ze naar het Japans kunnen worden vertaald, een vereiste om in Japan met de wagen te mogen rijden. We krijgen te horen dat we die vertaling pas vanavond kort voor sluitingstijd kunnen komen halen. Ook in Japan maalt het administratieve molentje blijkbaar traag. 

Terug met de valiezen naar het station zien we niet zitten, dus openen we de "Japan Taxi" app op onze telefoon en zoeken we een gewillige die ons naar ons hotel wil brengen. Die staat al na enkele minuutjes voor de deur van JAF. De chauffeur helpt ons met de bagage, we stappen achterin in, en we zijn weg. Een halfuur lang brommen we door de eindeloze stad. Wolkenkrabbers, parken, tempels, wegen met veel te veel rijstroken, kalme achterafstraatjes, we zien het allemaal passeren. Bij aankomst betalen we, we sleuren onze bagage uit de koffer en kijken vol hoop op naar het naambord van onze eerste overnachtingsplek: Hotel Siena. Het ziet er allemaal heel netjes uit. Een lift brengt ons naar de derde etage (etage 1 en 2 zijn immers door andere zaken ingenomen), we stappen uit in een ijskoude lobby, krijgen de sleutel en gaan verder naar etage 5, waar onze kamer ligt. In de gang hangt een bordje dat trots deze etage tot "non smoking floor" verklaart, maar zodra we onze kamerdeur openen, hangt dat geloof alweer aan diggelen: de enige reden waarom onze kamer als "non smoking" kan worden aangeduid is omdat wij er op dit eigenste moment niet in aan het roken zijn. En dan nog. Mijn kop eraf als hier een paar uur geleden niet nog gepaft is. De muffe rookstank trekt zo uit het kamerbrede tapijt en uit de gordijnen. Het wordt een gezonde nacht. Ik denk bevreesd aan de jonge longetjes van onze Sam en besluit er maar het beste van te maken...


We gaan zo snel mogelijk weer de straat op, want wij willen nog wel wat zien vandaag! Eerst terug naar JAF, want sluitingstijd nadert snel. We wandelen door de kleurrijke wijk Kabukicho, en duiken station Shinjuku binnen, naar verluidt het drukste station op aarde. Dat lijkt nog wel mee te vallen, alles is goed aangeduid dus we vinden onze weg naar de betaalautomaat en vervolgens het perron zonder probleem. Twintig minuutjes later staan we alweer in Hamamatsucho, en nog eens vijf minuten later stappen we al JAF binnen. We wachten tot ons nummertje op het scherm verschijnt, krijgen een paar papieren met Japanse krabbels in de hand, en we kunnen vertrekken. 

Wat volgt is een vooravond vol ontdekkingen van de westelijke delen van deze enorme stad: 
  1. Tokyo Tower: een schamele kopie van de Eiffeltoren, maar dan wel een piepklein beetje hoger zodat ze tijdelijk de nieuwe hoogste toren op aarde waren, gebouwd op een mottige sokkel vol buizen en bedrading, omgeven door een massa flatgebouwen, en geschilderd in afwisselende banden wit en oranjerood, want het kan niet kitsch en neon genoeg zijn hier!
  2. Hard Rock Café, waar iedereen blijkbaar smolt van onze Sam, zelfs andere bezoekers, die steevast langs kwamen om wat te kirren en te kraaien tegen ons kleintje om dan weg te gaan met een superbeleefde "thank you so muuuch" (euh, graag gedaan denk ik?)
  3. Mori Tower, 238 meter hoog en gebouwd op de Roppongi Hills, zodat we vanop het observatiedek voortreffelijk uitzicht hadden over de stad. Het is láng niet de hoogste toren, maar het coole is is dat je van hier alle andere, hogere torens kan zien, met daaronder een zee van neon zo groot als Vlaanderen. En:
  4. Shibuya Crossing, een beetje de Picadilly Circus of Times Square van Tokyo: een samenkomst van vijf straten vlakbij een van de drukste stations op aarde, waar ze niet twee per twee het licht op rood zetten, maar allemaal tegelijk, zodat voetgangers in alle richtingen kunnen oversteken. 
In Chibuya namen we tot slot een treintje naar Shinjuku, en van daaruit was het maar heel eventjes meer wandelen naar ons hotel. Waar we doodmoe in slaap vielen. 


Mount Fuji

— 30 juli 2019 —

Vandaag pakken we onze koffers alweer samen, want (gelukkig) was deze stinkkamer maar voor één nacht geboekt. We wandelen zonder bagage door de ochtendlijke stad, en stappen het verhuurkantoor van Toyota Shinjuku binnen. Hier hebben we op voorhand al een auto gereserveerd. Gelukkig heb ik alles op mijn telefoon, want de pipo achter de balie blijkt werkelijk geen letter Engels te spreken. Hij compenseert dat door veel buigingen en onderdanige lachjes, en tovert op basis van mijn mail pardoes een auto tevoorschijn. Een prachtige, supersexy Toyota Roomy. In rad Japans leggen hij en zijn assistent ons uit welke knoppen en pedalen waar  voor dienen, we snoeren Sam in in haar babyzitje en duikelen in het zoemende verkeer. Geen verre rit voorlopig, maar gewoon naar het hotel om onze bagage op te halen. Cathy rijdt, en daar is iedereen best tevreden mee. Ze is aanvankelijk heel voorzichtig, vooral omdat ze hier links rijden, maar al snel wordt duidelijk dat Japanners heel brave bestuurders zijn. Massa's auto's op de baan, maar geen moment voelen we ons onveilig.


Eens we onze spullen hebben opgepikt slaan we resoluut de weg in naar Mount Fuji, de heiligste van alle heilige bergen in dit land. De hoogste, en met voorsprong de meest indrukwekkende ook. We snorren gezwind over de Japanse snelwegen (je mag hier haast nergens sneller dan 80 km/u, waardoor het dus niet stoort dat onze stoere bolide op een bescheiden 1.0 liter motortje draait), en ook hier is het verkeer heel rustig. Al snel merken we dat ons malle karretje er dan misschien wel een tikje belachelijk uitziet, maar dat hij eigenlijk heel comfortabel is. Het dak is heel hoog, de koffer is heel ruim, Sam heeft een zee van ruimte achterin en ook wij hebben massa's plaats: hij is de naam "Roomy" waardig. Bovendien rijden hier hopen van die autootjes rond. Blijkt dat dit karretje onder liefst drie verschillende merknamen wordt uitgebracht. Toyota verkoopt hem als de "Roomy" (soms noemt Toyota hem ook de "Tank", maar dat is pas écht belachelijk!), Daihatsu verkoopt identiek dezelfde wagen als de Thor, en zelfs Subaru heeft er eentje in zijn vloot genaamd "Justy". Identiek dezelfde wagen, maar ander logootje. Gekke Japanners.


Een hele poos boort de snelweg zich dwars door de westelijke wijken van de reuzenstad Tokyo. En dan moet je weten dat ons hotel al in de westelijke helft van de stad lag. Pas na goed een halfuur valt de stad uiteen in slaperige buitenwijken, dan afzonderlijke woonzones, en dan de bossen, en de eerste voetheuvels van het gebergte. Opeens rijden we tussen dichtbeboste hellingen door, haasje-over spelend met een riviertje. We kronkelen ons door het ruige landschap over een perfect aangelegd lint van asfalt. De bergen gaan weer uiteen, we komen in een breed dal terecht, met aan de overkant één monolithische bergflank die oprijst, oprijst, steeds verder oprijst, tot hij verloren gaat in de wolken. Dit is de voet van de machtige Fuji.


Onze slaapplek vannacht is een jeugdherberg in het plaatsje Fuji-kawaguchi-ko. Geen westerse bedden dit keer, ook geen sigarettenstank gelukkig, maar een kamer met tatami matten op de vloer en futon-matrasjes die we volgens de meegeleverde instructies uitspreiden. Geen schoenen binnen! Rondlopen doe je hier blootsvoets of in slippers die je gratis ter beschikking worden gesteld. Er zijn zelfs aparte slippers bij het toilet (die we weigeren te dragen wegens jekkie, hoeveel vieze voeten hebben daar al in gezeten!). Sam mag overal rondkruipen (behalve het toilet natuurlijk), en vindt het hier dan ook gé-weldig.


De dag is nog jong, dus eens uitgepakt trekken we met de auto naar het meer waar dit stadje naar is vernoemd: Lake Kawaguchi (of Kawaguchi-ko in het Japans). Een rustige weg trekt langs de oever naar de overzijde. We parkeren aan het verre eind, stappen uit, en wandelen naar de waterkant. Bij helder weer kan je de enorme massa van Mount Fuji prachtig zien weerspiegelen in het meer, maar vandaag werkt het weer niet echt mee. 't Is te zeggen: de zon schijnt fel genoeg, maar net die ene wolk blijft weerbarstig rond de Fuji hangen. We zien de voet, de kolossale voet van de berg die met geometrische perfectie de hoogte in welft – bijna vlak onderaan, en steeds steiler naarmate je hoger gaat – maar het raakpunt van die twee curves blijft onzichtbaar. We neuzen even in een winkeltje rond, en lunchen vlakbij. Sam eet heel flink udon-noedels mee, en de locals verbazen zich zonder zich in te houden over haar blonde haar en haar blauwe ogen, en strooien het woord "kawaii" (Japans voor "schattig") weelderig in het rond.


Na de middag trekken we met de auto naar en om de andere meren heen in dit gebied. Allemaal zijn ze anders, en allemaal zijn ze prachtig: steile bergen eromheen, diepe bossen, blauw, groen, of beige water... Er is zelfs een meer in hoefijzervorm, waar locals in mini-sloepjes rechtopstaand staan te vissen. Hier en daar heeft zich een klein dorpje op hun oever genesteld, maar de wildernis primeert. Én een prima onderhouden weg, waar wij dankbaar gebruik van maken.


De weg die om het laatste meer heen loopt, ligt een eindje bij het water vandaan; hij lijkt door een tunnel van weelderig groen geboomte te lopen. Na een poosje zien we plots een tiental auto's aan de kant geparkeerd staan. Er zitten wat mensen in vouwstoeltjes, iemand staat zomaar te barbecueën. Opeens steekt een jonge knul de baan over met een surfplank over zijn schouder. Een surfplank in de bossen? Nieuwsgierig houden we halt, we parkeren ons in de rij en gaan op verkenning. Een smal pad wriemelt zich door het bos naar de meeroever. Op een klein strandje is nog meer activiteit, een handjevol mensen zit, staat of loopt er rond, en ook op het water is beweging: Motosu-ko blijkt een geliefde plek te zijn voor windsurfers. kleurige zeilen dansen over het water op ongeziene winden. Er hangt een heel ontspannen sfeer. We blijven er zitten tot de zon achter de omliggende bergen verdwijnt en de laatste surfers het strand op komen. Tijd om op te kramen.


Via een andere weg door de diepe bossen keren we terug naar onze jeugdherberg. We dineren er in het restaurantje op het gelijkvloers en gaan met lekker volle buik gaan slapen.

— 31 juli 2019 —

De volgende ochtend ontbijten we in de jeugdherberg, en dan is het alweer tijd om op te krassen. Nog even een oponthoud omdat een of andere pipo zijn wagen zomaar achter de onze heeft geparkeerd (blijkt dat wij op zijn plaats staan, maar in plaats van rot te doen, is de eigenaar van de andere wagen heel beleefd!), maar dat raakt snel opgelost. We laden alles in onze Roomy en snorren er vandoor. Het plan is om in wijzerzin rond de Fuji heen te rijden, zodat we hem zo lang mogelijk in het vizier kunnen houden, hopend op een gat in de wolken, maar de hele dag zal de besneeuwde spits zich blijven verschuilen voor ons. Maar geen zorg, er is nog meer moois te ontdekken hier!

Oshino is een dorpje gevestigd op de bodem van een eeuwen geleden opgedroogd meer. Wat niet wil zeggen dat je er geen water meer kan vinden: het centrum bestaat uit acht loepzuivere, glinsterende vijvers barstensvol koi, met traditionele houten gebouwen er omheen. Schilders zitten aan hun ezels hetzelfde te doen als toeristen met hun camera's: proberen de schoonheid van deze plek te vatten. Zij slagen er misschien wel beter in dan wij. Er is een straat vol winkeltjes, een pleintje, een watermolen en heel veel groen. We lopen er een poosje rond, Cathy voert de vissen, we verdwalen een beetje en hebben spijt als we de weg terugvinden. Want dat betekent dat we de auto in moeten, op naar onze volgende bestemming.


Die volgende bestemming is het meer Yamanaka-ko, waar veel toeristen heen trekken als vliegen naar... jeweetwel. Wanneer wij er aankomen, blijkt het maar een grijze, dooie bedoening te zijn. Niks vergeleken bij de mooie meren van gisteren. We trekken dus verder zonder zelfs maar uit te stappen. Ons autootje brengt ons via saaie wegen naar het laagland, waar de weinig aanlokkelijke stad Gotemba ligt. Het is er grauw, lelijk, oninteressant. Niets van, wij trekken verder! Maar dan verschijnen de groene flanken weer, van een ander gebergte ditmaal, en we weten dat we in het gebied van Hakone zijn aangekomen. 

Al snel zijn we de lelijkheid van Gotemba vergeten. We rijden door monumentale hallen van vegetatie door: kaarsrechte stammen als enorme roodbruine zuilen houden een dicht, tropisch bladerdek omhoog. We draaien de raampjes omlaag en worden overvallen door de stilte (behalve het hoge spinnen van onze Roomy), en het galmende gefluit van een heleboel vogels. De weg is lang niet vlak, in tegendeel. We klimmen steeds hoger, in ruime haarspeldbochten, dwars door stille dorpjes met houten huizen. Op gegeven moment stuurt de gps ons een kaarsrechte weg op die zó steil is dat ons karretje amper nog vooruit geraakt, zelfs met de gaspedaal helemaal tegen de vloer aan gedrukt. Het begint zelfs een beetje naar verbrande rubber te ruiken, maar nu remmen betekent dat we nooit meer in gang geraken, dus we zetten verbeten voort. Eindelijk maakt de weg een bocht, het wordt een tikje minder steil, en ons autootje kan even ademhalen. Rond ons heen de pracht van de bossen. We klimmen verder, bereiken haast ongemerkt een hoogtepunt, en heel geleidelijk begint de weg weer te dalen. Ver daar beneden zien we een nieuwe watervlakte opdoemen, glinsterend in de zon: het meer Ashino-ko. 

We bevinden ons op, nee in de oude, uitgedoofde vulkaan Hakone. Die steile klim van daarnet was tegen de buitenste flanken van de vulkaan, en nu dalen we af in de krater zelf, omringd door weelderige bossen. Geen zorg, deze brave reus is voor het laatst uitgebarsten 3000 jaar geleden. We zitten dus perfect veilig. De laatste eeuwen zijn tempels en paleizen op de oevers van dit meer gebouwd, en Japanners komen hier maar wát graag verkoeling zoeken.

Omdat Japanners ontzag hebben voor de natuur en er een heuse godsdienst omheen hebben gebouw, maar tegelijk ook van dolle kitsch houden, heeft iemand het lumineuze idee gehad om op dit meer drie verschillende piratenschepen neer te zetten. Of toch opzichtig gekleurde replica's. Het is een beetje een stijlbreuk, zo'n archaïsch westers schip op een Japans kratermeer, maar als zo'n ding traag komt langs gegleden, kan je haast niet anders dan onder de indruk zijn.

We parkeren onze wagen op een parking tussen torenhoge bomen, en lunchen in een theesalon aan de waterkant. Dan trekken we te voet een lange, kaarsrechte trap op die door de bossen klimt, geflankeerd door woudreuzen die zo perfect in lijn staan dat ze wel speciaal moeten zijn aangeplant, maar hun enorme omvang doet vermoeden dat dat dan wel eeuwen geleden al moet zijn gebeurd. We stappen onder een vermiljoenrood-gelakte torii (een ceremoniële poort) door, en betreden een zone gevuld met kleine en grote shinto-schrijnen, gewijd aan plaatselijke goden van berg en bos en waterval. Het is er heel mooi, heel sereen, en onaards stil. Rijen papieren lampions met Japanse opschriften steken bleek af tegen de donkere bossen. Belletjes klingelen in de wind, vogels fluiten tussen de stammen. Prachtig is het er.


Wanneer we alles in ons op hebben genomen (zelfs Sam werd stil op deze plek!) keren we terug naar de auto. We rijden om het meer heen, en stappen uit bij Onshi Hakone, een rotsachtig schiereiland dat ooit diende als een zomerpaleis van de keizerlijke familie. Tegenwoordig is het een openbaar park, heel rustig en heel groen, waar je eindeloos kan rondneuzen. Wij brengen er een uurtje door, genietend van het uitzicht.


... En terug naar Tokyo

Iets na vieren stappen we weer in de auto. We tuffen door het prachtige Nationale Park Hakone naar het laagland, terug naar het oosten. Want wij worden vanavond in Tokyo verwacht. We hadden er al eerder een namiddagje doorgebracht, maar dat is natuurlijk lang niet voldoende om de grootste stad op aarde te bezoeken. Nee, de komende vier nachten verblijven we in het hart van de stad, maar dan moeten we er natuurlijk eerst wel geraken!

Eens we het laagland bereiken, komen we in de file terecht. De wondermooie bossen ruimen plaats voor saaie buitensteden, bergen worden ingewisseld voor beton. We rijden een hele tijd langs de kust van de Stille Oceaan, maar wanneer de snelweg het land weer in duikt, proberen we de verveling te verdrijven door Japanse tekentjes te leren. Ik had op voorhand al een filmpje bekeken om een van de fonetische Japanse alfabetten te leren, het hiragana, en blijkt dat er op alle nummerplaten één zo'n hiragana-tekentje staat (naast de veel complexere, ook voor mij volslagen onleesbare kanji). Ideale gelegenheid om mijn kennis wat te oefenen, en om ook Cathy wat bij te leren. Drie uur schuifelen we zo door het verkeer, en bij aankomst kennen we er allebei genoeg van om met veel aarzeling hier en daar een bord te ontcijferen. すしkunnen we al snel lezen, dat betekent namelijk "sushi", en wat heb je nu meer nodig dan dat! 

De zon is al ondergegaan en de hemel gaat zich te buiten aan een vurige zonsondergang wanneer we in het centrum van Tokyo aankomen. Een enorme snelweg die zich op hoge poten tussen torenflats slingert, een afslag (aan de linkerkant van de baan natuurlijk), en een iets rustiger weg met vier rijstroken brengen ons tot bij het kalme achterstraatje van ons hotel. We stappen uit, deponeren snel onze bagage in onze nieuwe kamer, en rijden verder naar de lokale Toyota-verhuurder. Daar komen we een kwartiertje voor sluitingstijd aan, we tekenen wat papieren, en wuiven nog eens naar onze Roomy. We zijn hem best gaan appreciëren! 

Tijd om te eten. Een eindje hier vandaan ligt de "speciale wijk" Tsukiji, beroemd om zijn reusachtige vismarkt zo groot als een volledig dorp bij ons. We nemen een metro, wandelen vervolgens langs een hindoe-tempel waar net een feest aan de gang blijkt te zijn, en duiken de vismarkt in. Helaas, driewerf helaas blijkt alles hier al gesloten te zijn. Alles, op een handvol restaurantjes na. Maar dat geeft niet, wij hadden vooral honger, dus we nestelen ons in een piepklein sushi-zaakje en genieten met volle teugen. Zelfs Sam geniet, maar dan vooral van de aandacht die ze van de locals krijgt.


En dat is de eerste etappe van onze reis! Voor de verdere verkenning van Tokyo: zie deel 2!

0 comments:

Een reactie posten

Een opmerking bij deze post? Laat het me weten!