18 november 2021

IJsland — De zuidkust: watervallen, kloven, zwarte stranden en glinsterend ijs

Vandaag wordt een dag vol wonderen: we gaan zomaar eventjes de hele zuidkust afrijden, en onderweg komen we vanzelf langs een heleboel prachtige landschappen en natuurwonderen. Dat én een tegenslagje – maar daar laten we ons niet door doen!

De afgelopen nacht hebben we doorgebracht in Guesthouse Skógafoss, een vrijstaand huisje dat we helemaal voor ons hadden. Het is in eigendom van Hótel Skógafoss, en beide zijn natuurlijk vernoemd naar de gelijknamige waterval (tip: foss is IJslands voor "waterval"). Maar vóór we die bezoeken gaan we eerst nog lekker ontbijten in het restaurant van het hotel. Vanaf daar is het een ritje van 2 minuten naar de parking. We duffelen de meisjes in, en gaan dit beest bewonderen bij het eerste ochtendlicht. Het is een beetje grijs vandaag, maar dat voegt alleen maar mysterie toe aan dit onaardse landschap. Een wandelpad kronkelt zich tegen de grazige rechterflank van de waterval naar omhoog, en natuurlijk komen we in de verleiding... Maar we hebben nog wel wat te doen vandaag, en er komen nog andere gelegenheden om onze benen te strekken. Dus keren we vol ontzag terug naar de wagens, en beginnen we aan ons eerste halfuurtje autorijden.



de machtige Skógafoss


de drie oudste meisjes (vlnr: Sam, Lore en Julie)

De kustvlakte waar we nu rijden, lag ooit onder de ijzige zee. Rechts ligt nog steeds de Atlantische Oceaan, links liggen de kliffen waar ooit de golven op braken. Achter die kliffen zien we monumentale bergen opdoemen, en over die bergen heen gedrapeerd ligt een heuse ijskap met de ronkende naam Mýrdalsjökull (zijn kleine broertje zijn we gisteren gepasseerd: Eyjafjallajökull. Het is onder deze kap dat de vulkaan schuilt die in 2010 uitbarstte en daarbij de luchtvaart in heel de noordelijke Atlantische Oceaan onmogelijk maakte). Ook onder de Mýrdalsjökull schuilt een fikse vulkaan, de Katla, maar die houdt al sinds 1918 zijn manieren. Beide vulkanen zijn tegenwoordig dus goedgemanierd, maar de diepe kloven in de klifwand tonen langs waar de smeltwaters gutsen wanneer de vulkanen zich roeren, en de kustvlakte is doorregen van rivieren die liggen te vlechten en te kronkelen in inktzwarte zandbeddingen: vulkanisch zand dat bij oude uitbarstingen vanonder de ijskappen vandaan is gespoeld. De Ringweg, die we nagenoeg onze hele reis zullen volgen, vernauwt bij elk riviertje tot één enkele rijstrook: smallere bruggen zijn makkelijker en goedkoper te herstellen als ze weer eens weg worden gesleurd door het woeste water.

Op gegeven moment geeft de GPS plots aan dat we af moeten slaan. Op voorhand had ik hier een beetje schrik voor (het internet staat vol met horrorverhalen over hoe slecht de zijwegen van de ringweg eraan toe zijn), maar de baan is een perfecte strook inktzwart asfalt. We zetten enthousiast door. De weg kronkelt om een paar bonkige heuvels heen en plots verschijnt een grote watervlakte aan onze linkerkant: niet de oceaan, maar een verdronken riviermonding omgeven door zwarte stranden, bespikkeld met spierwitte zeevogels. De weg krult om een laatste knoest van een heuvel heen – of nee, we gaan er recht tegenop! Verschillende haarspeldbochten later staan we op de top, en daar prijkt een prachtige vuurtoren. Het uitzicht vanaf deze plek is gewoonweg fenomenaal. We bevinden ons op zowat het zuidelijkste punt van IJsland, ruim de helft van onze horizon wordt ingenomen door de oceaan. Achter ons waaiert de verdronken riviermonding kilometersbreed open, met daarachter kliffen, bergtoppen en een enorme ijsmassa. En naar het westen strekt zich een eindeloos lange strook zwart strand uit, een dunne lijn van inkt tussen het grijs van de zee en het geelgroen van de wilde heuvels. Ik heb foto's, maar die zijn niets vergeleken bij de werkelijkheid.



Het uitzicht naar het westen



haarspeldbochten, een verdronken estuarium en knoestige heuvels"


witte zeevogels boven zwart zand (of water, je ziet de overgang niet)


selfie voor de Dyrholaey: een rotsboog met de illustere naam "Deurheuveleiland"

Eens we dit uitzicht in ons op hebben gedronken, kruipen we weer de auto in. Volgende stop is het dorpje Vík, in vogelvlucht maar zo'n 6 km hier vandaan, maar via de weg moeten we eerst terug naar de Ringweg en vervolgens helemaal om het estuarium heen, een rit van bijna 20 km. Niet dat we klagen, de omgeving is gewoonweg prachtig. In Vík doen we gauw aankopen (boterhammetje voor straks) en daarna trekken we opnieuw verder. Iets buiten Vik schuiven de bergen bij de weg vandaan en gaapt een uitgestrekte, desolate vlakte van gitzwart zand voor ons open: de Mýrdalssandur. “Maanlandschap” is een nog te genereuze term, want de maan heeft op zijn minst nog kraters die het landschap onderbreken. Dit is volstrekt leeg. Hoe deze plek is ontstaan, vraag je? Wel, bij uitbarstingen van de Katla komen telkens enorme hoeveelheden zand en as van onder de Mýrdalsjökull-ijskap vandaan gestroomd – soms in gigantische, catastrofale modderstromen. Dat heeft zich in de loop der millennia verzameld tot een gebied van ruim 300 km², half zo groot als het Waasland.

Denk je dat het niet spookachtiger kan? Bedenk je dan maar gauw, want na zo'n 30 km absolute leegte begint het landschap weer groener te worden, maar daarom niet minder desolaat. We rijden Eldhraun binnen, het grootste lavaveld ter wereld afkomstig van één enkele uitbarsting (in de 18de eeuw). Het is bijna 600 km² groot – de superlatieven volgen elkaar op. Het wordt gekenmerkt door bulten en knobbels die nu zachtjes weer door mos worden opgeëist. Loop niet op het mos, dat is erg gevoelig voor druk en doet er decennia over om te herstellen van een enkele voetstap. Er staan zelfs boetes op! (Niet dat Justin Bieber en Major Lazer zich daar iets van aantrokken toen ze hun clip opnamen in IJsland…)



de vreemde bemoste rotsknobbels van Eldhraun

Volgende stop: Fjaðrárglúgur! Ja, verstuik daar je tong maar eens over. Het is een kloof van wel 100 meter diep, met bruinzwarte rotsen bedekt met sappig groen mos. Er lig een wandelpad op de klifwand, en dat volgen we een heel eind naar boven. Het jeukt en kriebelt om mijn drone boven te halen, maar ik vertrouw de wind niet: één stevige rukwind en ik mag mijn speelgoedje uit de rivier gaan plukken. Maar zelfs vanop mensenhoogte is dit een heel indrukwekkende plek.



de kloof gezien vanop het bruggetje over de rivier


Hanne, lekker ingeduffeld (de jongste dochter van onze vrienden)


Sam en ik staren in de diepte


Lore en mama Carolien overschouwen het panorama

Nu we de kloof hebben bewonderd, wordt het tijd dat we de langste rit van de dag aanvatten. En het wordt minder ontspannend dan we hadden gehoopt: het is intussen half drie, binnen twee uur worden we verwacht in een kantoortje in de ijzige wildernis genaamd "Jökulsárlón Glacier Lagoon Café", hier 130 km vandaan. De snelheidslimiet op de Ringweg is 90 km/u, maar ik vrees dat we het grootste deel van de tijd eerder 100 km/u zullen rijden. Te laat komen is namelijk geen optie. Nu, het is belangrijk om te weten dat Cathy de hoofdchauffeur is op deze reis (dat is ze eigenlijk meestal), en ik speel dan voor copiloot. Deze rit doe ik echter, en dat is ergens jammer. Want als ik op de passagiersstoel had gezeten, had ik vast het mailtje op mijn telefoon zien toekomen dat zei dat onze volgende afspraak werd geannuleerd wegens te veel wind, en hadden we ons niet zo moeten haasten. Geen ramp natuurlijk, al is het daardoor wél iets nerveuzer rijden dan achteraf gezien nodig was.

Niet dat het geen mooie rit is, verre van! We rijden eerst en vooral terug naar de Ringweg en slaan dan linksaf, naar het oosten. De Ringweg schurkt tegen de kliffen aan als een kind tegen het been van zijn moeder, alsof hij bang is om verloren te lopen in de volstrekt lege kustvlakte. Links floept opeens de waterval Foss á Síðu van de klifwand omlaag, even verderop liggen rare bultige heuvels gemaakt van zeshoekige basaltzuilen, waar volgens de overlevering dwergen en elfen wonen (stil zijn, anders maak je ze wakker!). Maar we zijn onszelf aan het afleiden. Want we voelen wat ook de Ringweg voelt: voor ons gaapt de absolute leegte. Herinner je je nog die sandur vlak buiten Vik? Wel, hier begint er eentje die zeker dubbel zo groot is, en veel jonger bovendien. Skeiðarársandur is liefst 700 km² groot (groter dan het Waasland!), volstrekt vlak, zonder enige begroeiing. Hier en daar klieven woeste rivieren zicht een vlechtend pad door de dikke zwarte laag sediment, verder is het volstrekt leeg. Het is er doods, naargeestig zelfs, maar precies daarom ook erg indrukwekkend. De Ringweg lijkt ook te huiveren, maar hij loodst ons er dapper doorheen. Je voelt hem haast zuchten van opluchting als 50 km verderop eindelijk weer bergen zichtbaar worden aan de horizon.



zwarte rotsblokken en witte bergen


de weg slingert zich naar een gletser


véél gletsjers die van de Vatnajökull afdalen!

De bergen die nu voor ons opdoemen, vormen de kartelige buitenranden van de grootste ijskap van Europa: de absoluut gigantische Vatnajökull. Zie je die cijfertjes hierboven? Deze ijskap gaat nog een factor tien groter: Vatnajökull meet liefst 7.900 km², en is gemiddeld zo'n 380 meter dik. Ik heb ooit de Aletschgletsjer gezien, een absolute gigant in de Zwitserse Alpen. Wel, die gletsjer bevat alles samen zo'n 15 kubieke km ijs, beslist een beest. Deze ijskap bevat ruim 3.000 km³. Als ik dat in perspectief probeer te plaatsen, gaat het me duizelen. En strafst van al: vanop de weg zien we maar glimpen van de Vatnajökull, al zijn die op zich indrukwekkend genoeg. Grijsgestreepte gletsjers glijden glaciaal traag naar de kustvlakte, geflankeerd door inktzwarte hoorns van steen. Waar geen gletsjers zich een weg naar het laagland boren, rijzen de bergen haast verticaal naar de hemel op. Onder hun flanken liggen brede puinhellingen begroeid met kort dor gras, en daar zie je zowaar af en toe een huisje: groot op zich, maar nietig vergeleken met de omgeving. Hier wonen is je heel bewust zijn van hoe minuscuul de mens eigenlijk is. Kilometers lang wisselen de spectaculaire zichten elkaar af.

En dan opeens zien we iets. De weg is iets bij de bergen vandaan gekronkeld en intussen rijden we door een soort geul met links en rechts heuvels van bruin gras, wanneer we door een opening links een felblauwe flits zien die meteen weer verdwenen is. "Zag je dat?" roept Cathy. Ik probeer op de weg te letten, maar toch laat ik me verleiden om opzij te kijken als de heuvels een tweede keer open gaan. Een grillig gevormde, neonblauwe mastodont wordt heel eventjes zichtbaar om meteen weer door de bruine heuvels te worden opgeslokt. "We zijn er!" En jawel. Vóór ons doemt een nieuwe brug op, een uitzonderlijk groot gevaarte maar wel nog steeds maar één rijstrook breed. We rijden er voorzichtig overheen, en links zien we een hele baai liggen vol blauwe ijsbergen. Erachter, in de verte, ligt een joekel van een gletsjer die van de hoogtes van de Vatnajökull omlaag komt. De gletsjer loopt tot in de baai, waar ijsbergen afbreken van het gletsjerfront en hun ijsblauwe schoonheid voor het eerst aan de wereld tonen. In deze baai zullen ze uiteindelijk smelten, en al dat water loopt vervolgens via een korte maar zeer snel stromende rivier naar de zee, die rechts van ons ligt. Maar wij hebben even geen aandacht voor de zee. Voorbij de brug slaan we linksaf, een parking op waar al flink wat andere auto's staan te wachten. Wat komen wij hier doen, vraag je? Wel, wij hebben een boottocht geboekt op dat ijsmeer, met een amfibieboot! Ik rep me naar het kantoortje, en daar krijg ik pas te horen dat onze boottocht is geannuleerd.

Een opdoffer, zul je denken? Wel, nee, niet echt! Het is de hele dag grijs geweest, maar nu de zon aan het ondergaan is, wordt de hele westelijke horizon stilletjesaan vlammend roze. De blauwe ijsbergen liggen te schitteren. Er staat een ijzige, bijna schurende wind maar het is er zó mooi dat we het eigenlijk niet erg vinden dat we niet op het water kunnen.



De blauwe ijsbergen worden rozig aangetoetst door de ondergaande zon


de amfibieboot die we normaal genomen hadden!


de brug over de uitstroomgeul


groepsfoto!

Het zal een hele tijd duren eer we onze blik weer van het schouwspel kunnen losscheuren, en tegen dan is het al beginnen schemeren. We stappen weer de auto in en keren terug naar de Ringweg, maar een paar meter verderop rijden we er weer af, ditmaal naar de kust. We zoeken in de schemering naar een parking. Cathy besluit om met onze dochters in de auto te blijven zitten, dus ik ga met onze vrienden en hun drie dochters opnieuw de kou in. De zon is achter de bergen weggezakt en het wordt snel donker, waardoor we stommelend in de duisternis het befaamde Diamond Beach betreden: een inktzwart strand bezaaid met ijsblokken, die eerder uit de baai zijn gespoeld en vervolgens door de golven weer aan land zijn gebracht. Ook in het water dobberen nog stukken is. Het zijn er niet zoveel deze tijd van het jaar, maar toch genieten we van het schouwspel. Opeens zien we in het water iets bewegen: twee zwarte stipjes die tussen de ijsklompen door bewegen, alsof ze door meer gestuurd worden dan stroming en golfslag alleen – twee zeerobben! Wij staan in onze dikke jassen te huiveren op het land, zij lijken zich (toch in hun poedelnakie) heerlijk te vermaken in de stroperige, halfbevroren zee. Ze komen best dichtbij, schijnbaar zonder schroom, en verdwijnen dan weer onder de golven. Kleine wonderen komen hier in paartjes: eergisteren nog die twee vallende sterren, vandaag twee robben. Wat zouden we overmorgen te zien krijgen?



twee zeerobben spelen vrolijk in de halfbevroren golven

Die avond logeren we amper een paar kilometer verderop, in Guesthouse Gerði. We halen onze sleutel op in het hoofdgebouw, rijden naar het huisje dat we hebben gehuurd, en kruipen na een lekkere warme maaltijd voldaan in bed. We hebben massa's gezien – genoeg om de hele nacht zalig van te dromen.

Hoe onze reis verder verliep? Dat lees je natuurlijk in het vervolg:

De Oostfjorden: Vikings, fjorden en heerlijk stomen in een ijskoud meer

0 comments:

Een reactie posten

Een opmerking bij deze post? Laat het me weten!