19 juni 2012

Zo versla je de Wet van Murphy

Er zijn zo van die dingen waar je op kan rekenen in het leven. Death and taxes, zeggen de Engelsen, en gelijk hebben ze. Maar ze hebben ongelijk als ze zeggen dat dat de enige twee zaken zijn. Een Amerikaanse ruimtevaartingenieur voegde daar in de jaren vijftig namelijk iets aan toe: anything that can go wrong, will go wrong, at the worst possible moment. De man heette Murphy, en zou zich met die uitspraak het rijk van de onsterfelijkheid in lanceren. Nu, meer dan een halve eeuw later, heeft zijn wet nog steeds de wereld in zijn greep. Zoals mij, deze ochtend.

Edward A. Murphy, Jr., de man 
achter de vermaledijde wet

Het is zes uur 's ochtends, de hele beschaafde wereld is nog in een diepe, zalige slaap gedompeld op het moment dat mijn wekker afgaat. Ik strompel uit bed, kreun me een weg naar de badkamer, kruip huiverig onder de douche en laat me ruw wekken door de waterstraal. Tien minuten later zit ik beneden aan de woonkamertafel met de cursus Selfmanagement voor mijn neus. Vandaag heb ik immers examen, overheidsexamen, en ik wil op alles voorbereid zijn. Anderhalf uur later klap ik de boeken toe, klaar om de wereld te veroveren. Ik trek mijn schoenen aan, gooi mijn rugzak over mijn schouder en rep me naar mijn wagen, die reeds mooi naar me staat te blinken. En op dat moment: Murphy...

Mijn koppelingspedaal weigert dienst, waardoor schakelen onmogelijk is. Ik kan enkel nog schakelen wanneer de motor af staat. Vloekend ruk ik mijn pook (met uitgeschakelde motor) in de achteruit, schakel de motor weer in, rij uit mijn parking, schakel de motor opnieuw uit, schakel in eerste, rij tot aan de eerste bocht, probeer uit gewoonte in tweede te schakelen (wat natuurlijk faalt), rij op een oprit, schakel motor weer uit, ram de pook in tweede, vertrek heeeeel voorzichtig en weet het op een of andere manier in tweede versnelling helemaal tot bij het station te redden. Daar ben ik nét op tijd om mijn trein te halen. Fieuw!

De trein rijdt, tot mijn verbazing, zonder enige vertraging. Hij rijdt zelfs zo vlot dat ik welhaast ga geloven dat mijn dag toch niet vervloekt is. Ik kom ruim op tijd in Brussel aan, neem de tram naar het examencentrum en kom daar met een halfuur overschot aan. Alles tiptop, toch? Ik leg het examen af, en zelfs daar loopt alles nog oké. Wanneer ik buiten kom, acht ik de kans zoniet groot dan toch reëel dat ik nog geslaagd zal zijn ook. Die middag bel ik naar de pechverhelping, en krijg prompt te horen dat de depanneur graag naar mijn auto komt kijken zodra ik die avond in Sinaai afstap, om 18:30 dus. Mijn hele dag verloopt prima. Zo prima zelfs, dat ik er een beetje argwanend van wordt. Er is iets op til, zegt mijn onderbewustzijn. Zet je schrap: een dag die zo begint, kan niet op een sisser uitlopen. Hou je klaar voor de apotheose!

Maar neen hoor, wanneer ik 's avonds de lobby van mijn werk uit loop, kan ik probleemloos op mijn tram stappen. De tram die de helft van de tijd halverwege zijn "terminus" heeft waardoor je moet overstappen, met vertragingen en mogelijk treinmissen tot gevolg. Maar vandaag rijdt hij braaf door, helemaal tot waar ik moet afstappen. Ik kom ruim op tijd in het station aan, heb zelfs nog genoeg tijd om me een smoothie te gaan kopen. De trein komt aan zonder vertraging, ik stap in, zie Brussel-Centraal verglijden in de duisternis en kom incidentloos bovengronds bij Brussel-Noord. Alles, werkelijk alles loopt prima. En dan... Bám! Murphy!!

De trein stopt, nog geen kilometer buiten Brussel-Noord. Vijf, tien minuten staan we stil. Dan het ruisje van de intercom, het meest gevreesde geluid van de treinreiziger. Woordeloos zegt dit ruisje "wat nu volgt, ga je niet graag horen."
Wisselstoring, is de verklaring die ze geven: we zitten letterlijk op het verkeerde spoor. De trein moet helemaal terug naar het station, dwars tegen de stroom in, op het spitsuur, om daarna weer op het juiste spoor te worden gezet. Alsof de duivel ermee lacht. Ietwat onervaren reiziger zou nog denken: dat valt toch mee? Maar dit is de NMBS, het meest zielige excuus voor een overheidsdienst die er bestaat. En ik kan het weten, ik werk bij de overheid. Wisselstoring staat gelijk aan minstens drie kwartier vertraging. Straks staat er dus een pechverhelper op een lege stationsparking. Rondkijkend, wachtend, om na een paar minuten weer te verdwijnen. Zodat ik bij aankomst opnieuw kan bellen, en een uur op een collega van deze man gaan zitten wachten.

Ik haat Murphy.



UPDATE:

Het is nu ochtend, de dag nadat ik bovenstaande tekst neerpende, en tot mijn vreugde kan ik zeggen dat ik Murphy verslagen heb! Of beter: hij heeft zichzelf verslagen. Dat heb je, als je teveel je best doet.

Ik zit op de trein, één bolletje frustratie, wanneer plots de batterij van mijn gsm het opgeeft. Murphy, inderdaad. Ik was namelijk net aan het bellen naar de wegenhulp om mijn vertraging door te geven, toen achtereenvolgens het netwerk uitviel, en bij de tweede poging de batterij. Nu zit ik dus op een (overigens bloedhete) trein zónder mogelijkheid tot contact met de buitenwereld, tandenknarsend dat het een lieve lust is. Er zit niets anders op dan te hopen op het beste, wetende dat het er niet meer inzit voor vandaag. Tot het beste zich alsnog voordoet.

Wanneer de trein me er uitspuwt op mijn oude vertrouwde station, zie ik op de parking niet alleen mijn (onzichtbaar) gehavende auto staan, maar ook die van mijn lief! En wanneer ik opgelucht instap en, na mijn telefoon te hebben ingeplugd, die rakkers van de wegenhulp opbel, melden ze me dat de 'depanneur' vertraging heeft! Wat gruwelijk zou zijn, en dus een duidelijk bewijs van Murphy's invloed, als ik niet zelf vertraging had gehad! En op dat moment voel ik, wéét ik, dat ik Murphy verslagen heb met zijn eigen wapens. Een ander genie, mijn wiskundeleraar, leerde me ooit dat min maal min plus is. Twee negatieve voorvallen heffen elkaar op, en dat is precies wat hier gebeurd is. Nuja, talloze negatieve voorvallen, met wat verwonderlijk positieve ertussenin. Weetikveel, ik ken niets van wiskunde. Maar u begrijpt vast wat ik bedoel.

Luttele minuten later verschijnt eindelijk de man van de wegenhulp, een zeer behulpzame, vriendelijke kerel. 'Sleepkosten en vervangwagen gratis,' zegt hij tot mijn vreugde, en: 'laten we eens kijken waar we die vervangwagen kunnen ophalen.' Hij ratelt even op zijn computer, knettert wat op de toetsjes, en zegt verbaasd: 'nee maar, de Kasteeldreef! Dat is vlakbij! Kom, ik breng je erheen.'

Twintig minuten nadat ik van de trein stap, zit ik al in een vervangwagen, geurend naar nieuw en vooral: met een koppeling die perfect werkt. Ik voel me als herboren. En Murphy? Die ligt intussen smekend aan mijn voeten.